Sagen en legenden
Verhalen die oorspronkelijk zijn gebaseerd op gebeurtenissen die werkelijk plaatsvonden, maar daarna door de overlevering en de fantasie van de vertellers zijn overwoekerd, zodat het onderscheid tussen feiten fictie niet meer duidelijk is. Een sage heeft uitsluitend een historische achtergrond, een legende dikwijls ook een godsdienstig karakter. Mythen (verhalen over goden, halfgoden of goddelijke voorouders) zijn in de Zaanstreek niet overgeleverd.
Aan het einde van de 19e en in de 20e eeuw is een aantal Zaanse sagen en legenden op papier vastgelegd. Naast sagen en legenden bestaan er ook volksverhalen, die duidelijk op historische gebeurtenissen zijn terug te voeren en geromantiseerd worden verteld. Voorbeelden daarvan in de Zaanstreek zijn bijvoorbeeld Stiers Wreedheid. de vlucht over het ijs van Lambert Melisz, het bezoek van Czaar Peter, het bezoek van Napoleon (zie: Sans Pareil), het schip van Daam Schijf, De Man onder de beer en al die verhalen over 'de goede oude tijd'.
Bij de volgende (beperkte) selectie van Zaanse sagen en legenden is gebruik gemaakt van de door G,.J. Blees, Gerrit Jan in de jaren '30 in De Zaanlander gepubliceerde verhalen en de opsomming van mr. D. Vis in zijn 'De Zaanstreek'. Naar verhouding veel legenden hebben betrekking op Assendelft, dit wordt verklaard door de ouderdom van het dorp, maar ook doordat het een katholieke enclave bleef. Zoals gezegd hebben legenden vaak een kerkelijke achtergrond, mits de strekking stichtelijk was werden zij ook door de kerk bevorderd. Een aantal legenden heeft betrekking op het ontstaan van de dorpswapens in de Zaanstreek. Deze zijn bij de aparte dorpsvermeldingen opgenomen.
Martelaren
Nadat Geertruyd Adriaan Simonsdr. uit Wormer vergeefs had geprobeerd haar man, die als wederdoper gevangen zat, vrij te kopen (zie: Martelaren), gaf zij zichzelf ook als wederdoper aan. Beiden kwamen naast elkaar op de brandstapel. Toen zij stierven vloog een paar sneeuwwitte duiven uit de vlammen naar de hemel.
St. Odulphus en de zeeman
St. Odulphus, de beschermheilige van Wormer, werd door uitvarende zeelieden van dat dorp altijd gesmeekt om een behouden reis. Toen het schip van een der zeelieden verging en hij zich urenlang aan een mast had vastgeklampt herinnerde hij zich het St. Odolphusbeeldje aan de ketting om zijn nek. Hij riep de heilige aan en zie, een schip verscheen en redde de drenkeling.
De standvastige minnaar
Hendrik was al jarenlang verliefd op hetzelfde meisje, maar dorst haar niet te vragen. Toen hij eindelijk de stoute schoenen aantrok, bleek hij te laat; zij had haar ja-woord reeds aan een ander gegeven. Hendrik bleef vrijgezel, totdat de man van zijn geliefde overleed. Reeds vier dagen daarna stond hij op de stoep, maar opnieuw was hij te laat. Ook de tweede man van de vrouw overleed na verloop van tijd. Driemaal bleek scheepsrecht; Hendrik trouwde zijn meisje.
De vloek van Adrichem
Adrichem was een oud adellijk geslacht, dat dicht bij Assendelft woonde. De Vrouwe van Adrichem weigerde eens een aalmoes aan een bedelares te geven, die haar vervolgens vervloekte: haar dochter zou doof geboren worden. Maria Christina, zoals het meisje werd genoemd, kwam inderdaad doof ter wereld. Negen jaren later werd het Huis Adrichem eens bezocht door de pastoor van Assendelft. Hij merkte de droefheid in de familie op en trok naar Utrecht waar de relikwieën van St. Odolphus werden bewaard, de beschermheilige van Assendelft. Na enige religieuze handelingen van de pastoor kon het meisje horen.
De Barnde man
Ooit was er in de Polder Assendelft een oneerlijke landmeter aan het werk. Hij verrijkte zichzelf door bewuste meetfouten. Toen hij overleed werd hem daarom geen rust gegund. Eeuwig moest hij over de landen dwalen die hij verkeerd had opgemeten. Wie hem tegenkomt moet een kruisje slaan, dan wordt deze persoon geen kwaad gedaan.
Grietje Klaasdochter
In het Rampjaar 1672 ging de weduwe Grietje Klaasdochter bezorgd om het vaderland naar bed. Zij lag er net in toen in haar huisje op het Zaandamse Kattegat temidden van een groot licht een engel verscheen die tot haar zei: 'Zo zal God Holland bewaren'. Van deze gebeurtenis maakte Jan Luyken een prent en een gedicht.
Hoe de Vliet ontstond
De kerktorens van Westzaan en Beverwijk werden gelijktijdig gebouwd. Toen een van de timmerlieden op de Westzaanse toren op een gegeven moment de houten hamer niet kon vinden schreeuwde hij de werkers aan de toren te Beverwijk toe of zij hem er een toe konden gooien. De hamer werd met kracht gegooid, maar sloeg bij Assendelft de grond in. Het gat dat daardoor ontstond liep onmiddellijk vol met water. Dit is nu het meertje de Vliet.
De snelzeiler
De grootste trots van koopman Arend de Lange was zijn boeier, die in de houthaven van Zaandam lag. Op een dag merkte hij dat zijn boot andersom lag afgemeerd dan hij de boeier had achtergelaten. De volgende dag gebeurde dat opnieuw. De Lange kon dit niet verkroppen, en verborg zich de volgende nacht met zijn vriend Dirk in het schip. 0m tien uur merkten zij dat het schip werd losgemaakt, in vliegende vaart wegvoer en op zware zee terechtkwam. Pas toen het schip weer werd aangemeerd kwamen zij de kajuit uit en merkten zij dat ze in Indië waren. Zij plukten ieder tien sinaasappelen en gingen toen terug naar het bootje. Zodra ze weer in de kajuit waren voer het schip weer af. Toen het had aangelegd en de mannen naar buiten kwamen, bleek de boeier - verkeerd om weer - in de haven van Zaandam te liggen. In zeven uur waren zij heen en weer naar Indië gevaren. De sinaasappelen werden door de Zaandammers als bewijs voor hun verhaal aanvaard. De plek waar het schip lag heette sedertdien de Spookhaven.
Ger Jan Onrust