archeologie

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisie Vorige revisie
Volgende revisie
Vorige revisie
archeologie [2017/11/13 15:44]
zaanlander
archeologie [2025/02/15 10:10] (huidige)
zaanlander
Regel 9: Regel 9:
 Aan de basis van het archeologisch onderzoek, het opgraven, is in de loop van de tijd in principe weinig veranderd. De te onderzoeken sporen zitten opgeborgen in de grond en moeten eerst worden blootgelegd. De opgravingsmethoden worden daarbij aangepast aan zowel de technische mogelijkheden, het gebruik van graafmachines, als aan de doelstelling van het onderzoek. Soms bestaat de behoefte grote oppervlakten bloot te leggen om de specifieke sporen, die de mens in het landschap heeft achtergelaten, te ontdekken. In andere gevallen is een kleinschalige opgraving voldoende om de aard van de vroegere bewoning vast te stellen.  Aan de basis van het archeologisch onderzoek, het opgraven, is in de loop van de tijd in principe weinig veranderd. De te onderzoeken sporen zitten opgeborgen in de grond en moeten eerst worden blootgelegd. De opgravingsmethoden worden daarbij aangepast aan zowel de technische mogelijkheden, het gebruik van graafmachines, als aan de doelstelling van het onderzoek. Soms bestaat de behoefte grote oppervlakten bloot te leggen om de specifieke sporen, die de mens in het landschap heeft achtergelaten, te ontdekken. In andere gevallen is een kleinschalige opgraving voldoende om de aard van de vroegere bewoning vast te stellen. 
  
-[{{:afb_a.jpg?600 |//**Afbeelding A** Kaart van de Assendelver polders, waarin de relatie tussen de geologische ondergrond en de ligging van de vindplaatsen is weergegeven. IJzertijd en Romeinse tijd.+[{{:afb_a.jpg?400 |//**Afbeelding A** Kaart van de Assendelver polders, waarin de relatie tussen de geologische ondergrond en de ligging van de vindplaatsen is weergegeven. IJzertijd en Romeinse tijd.
 **Legenda, zie de blokjes aan de onderrand van de tekening**. **Legenda, zie de blokjes aan de onderrand van de tekening**.
 **1** Vindplaats **1** Vindplaats
Regel 31: Regel 31:
 Het idee dat de Zaanstreek bewoond zou zijn geweest vóór de periode van de bedijkingen, dus voor circa 1200, heeft historici tot het begin van de jaren 1950 nooit erg aangesproken. Men kon zich niet voorstellen dat een gebied dat met dijken al nauwelijks droog is te houden, zonder dijken bewoond zou zijn geweest. Sedertdien zijn evenwel bewoningssporen gevonden uit een periode die ver voor die omdijking ligt, dus ver voor 1200 (afb a). De verklaring hiervoor is te vinden in de geologische ontwikkeling van westelijk Nederland, het gebied waar de Zaanstreek deel van uitmaakt. Het idee dat de Zaanstreek bewoond zou zijn geweest vóór de periode van de bedijkingen, dus voor circa 1200, heeft historici tot het begin van de jaren 1950 nooit erg aangesproken. Men kon zich niet voorstellen dat een gebied dat met dijken al nauwelijks droog is te houden, zonder dijken bewoond zou zijn geweest. Sedertdien zijn evenwel bewoningssporen gevonden uit een periode die ver voor die omdijking ligt, dus ver voor 1200 (afb a). De verklaring hiervoor is te vinden in de geologische ontwikkeling van westelijk Nederland, het gebied waar de Zaanstreek deel van uitmaakt.
  
-De geologische structuur van Nederland is grotendeels bepaald tijdens de voorlaatste ijstijd, de [[http://www.ijstijdenmuseum.nl/saale-ijstijd/|Saale IJstijd]], zo'n 140.000 jaar geleden in het Pleistoceen. Gletsjers bedekten in die periode ruim de helft van ons land. Met name in het oosten en het midden, Drenthe, de Veluwe, het Land van Nijmegen, de Utrechtse Heuvelrug en het Gooi, is dat nog aan het landschap te zien. In het westen van Nederland is op slechts nog een enkele plek een spoor te herkennen uit die periode, namelijk het hoge midden van Texel en Wieringen. In de rest van westelijk Nederland ligt de pleistocene ondergrond erg diep, in de Zaanstreek zo'n twintig meter beneden het huidige oppervlak.+De geologische structuur van Nederland is grotendeels bepaald tijdens de voorlaatste ijstijd, de [[https://nl.wikipedia.org/wiki/Saalien|Saale IJstijd]], zo'n 140.000 jaar geleden in het Pleistoceen. Gletsjers bedekten in die periode ruim de helft van ons land. Met name in het oosten en het midden, Drenthe, de Veluwe, het Land van Nijmegen, de Utrechtse Heuvelrug en het Gooi, is dat nog aan het landschap te zien. In het westen van Nederland is op slechts nog een enkele plek een spoor te herkennen uit die periode, namelijk het hoge midden van Texel en Wieringen. In de rest van westelijk Nederland ligt de pleistocene ondergrond erg diep, in de Zaanstreek zo'n twintig meter beneden het huidige oppervlak.
  
-De ontwikkeling van westelijk Nederland zoals wij het nu kennen begon in feite pas na de laatste ijstijd, de [[http://www.ijstijdenmuseum.nl/weichsel-ijstijd/|Weichsel IJstijd]], circa 10.000 jaar v. Chr. en met name vanaf rond 3000 v. Chr. met de vorming van de strandwallen. Op de oudste daarvan liggen nu Haarlem, Uitgeest en Limmen. Achter deze strandwallen, laag en kwetsbaar voor hoge zeewaterstanden, ontwikkelde zich een waddengebied, dat naar het oosten toe langzaam opliep tegen de hoge gebieden van Gaasterland, de Veluwe en het Gooi. In deze periode werd Drenthe bewoond door de volkeren van de [[https://nl.wikipedia.org/wiki/Trechterbekercultuur|Trechterbekercultuur]], die hun duidelijke sporen in het landschap achterlieten in de vorm van de hunebedden. In Noord-Holland zijn bewoningssporen, geen hunebedden, van hen teruggevonden in de buurt van Zandwerven, in het zuiden van de Wieringermeerpolder. Dit zijn de vroegste bewoningssporen in deze provincie. +De ontwikkeling van westelijk Nederland zoals wij het nu kennen begon in feite pas na de laatste ijstijd, de [[https://nl.wikipedia.org/wiki/Weichselien|Weichsel IJstijd]], circa 10.000 jaar v. Chr. en met name vanaf rond 3000 v. Chr. met de vorming van de strandwallen. Op de oudste daarvan liggen nu Haarlem, Uitgeest en Limmen. Achter deze strandwallen, laag en kwetsbaar voor hoge zeewaterstanden, ontwikkelde zich een waddengebied, dat naar het oosten toe langzaam opliep tegen de hoge gebieden van Gaasterland, de Veluwe en het Gooi. In deze periode werd Drenthe bewoond door de volkeren van de [[https://nl.wikipedia.org/wiki/Trechterbekercultuur|Trechterbekercultuur]], die hun duidelijke sporen in het landschap achterlieten in de vorm van de hunebedden. In Noord-Holland zijn bewoningssporen, geen hunebedden, van hen teruggevonden in de buurt van Zandwerven, in het zuiden van de Wieringermeerpolder. Dit zijn de vroegste bewoningssporen in deze provincie. 
  
 In de daarop volgende periode breidden de strandwallen zich in westelijke richting uit en sloten zij het achterland steeds meer af van de directe invloed van de zee. Door het regen- en rivierwater dat zich  vanuit het hogere achterland een weg zocht naar zee verzoette het gebied. Daardoor kon zich een dik veenpakket vormen. Omstreeks 1900 v. Chr. was deze geologische ontwikkeling zodanig gevorderd dat het westelijk deel van Assendelft net op de grens lag van het gebied waar de zee haar invloed nog kon doen gelden.  In de daarop volgende periode breidden de strandwallen zich in westelijke richting uit en sloten zij het achterland steeds meer af van de directe invloed van de zee. Door het regen- en rivierwater dat zich  vanuit het hogere achterland een weg zocht naar zee verzoette het gebied. Daardoor kon zich een dik veenpakket vormen. Omstreeks 1900 v. Chr. was deze geologische ontwikkeling zodanig gevorderd dat het westelijk deel van Assendelft net op de grens lag van het gebied waar de zee haar invloed nog kon doen gelden. 
Regel 41: Regel 41:
 Omstreeks 1000 v. Chr. sloot het estuarium bij Beverwijk zich en verlegde de monding van het Oer-IJ zich naar het noorden, naar de omgeving van Egmond (afb. c). Het gebied van de Zaanstreek was in die periode, wellicht heel hoge zeewaterstanden uitgezonderd, geheel afgeschermd van directe zee-invloeden waardoor ook de oligotrofe veengroei, hoogveen, zich verder in westelijke richting uitbreidde. In het overgangsgebied tussen het rietveen en het hoogveen, zo ongeveer ten noordwesten van de latere Dorpsstraat in Assendelft, ontstonden plekken van hoogveen. Omstreeks 1000 v. Chr. sloot het estuarium bij Beverwijk zich en verlegde de monding van het Oer-IJ zich naar het noorden, naar de omgeving van Egmond (afb. c). Het gebied van de Zaanstreek was in die periode, wellicht heel hoge zeewaterstanden uitgezonderd, geheel afgeschermd van directe zee-invloeden waardoor ook de oligotrofe veengroei, hoogveen, zich verder in westelijke richting uitbreidde. In het overgangsgebied tussen het rietveen en het hoogveen, zo ongeveer ten noordwesten van de latere Dorpsstraat in Assendelft, ontstonden plekken van hoogveen.
  
-[{{ :afb_b_en_c.jpg?700|**Links: b.**  //Omstreeks 1900 v Chr. Assendelft op de grens van het gebied waar de zee invloed deed gelden.//+[{{ :afb_b_en_c.jpg?400|**Links: b.**  //Omstreeks 1900 v Chr. Assendelft op de grens van het gebied waar de zee invloed deed gelden.//
 **Rechts: c.** //Omstreeks 1000 v Chr. De monding van het Oer-IJ is naar het noorden verlegd//}}]Door voortdurende aangroei aan de bovenkant, zakten deze hoogveenplekken door hun eigen gewicht weg in de slappe rietveenbodem. Aldus werden eilandjes, met een diameter variërend tussen 50 en 200 meter, gevormd die in de hierna te bespreken periode de basis vormden van de bewoning in de Assendelver polder (afb. d). Na de afsluiting van het zeegat bij Beverwijk kon het gebied rond het Oer-IJ-estuarium niet meer direct op de Noordzee afwateren. Hierdoor steeg het grondwaterpeil in het veengebied, totdat het water een uitweg vond ten noorden van Assendelft, tussen Heemskerk en Uitgeest. Op die plaats ontwikkelde zich een riviertje dat het achterland op de Noordzee liet afwateren. Zo ontstond een natuurlijke opening. Ook de zee kreeg hierdoor weer invloed op het gebied. Vooral bij noordwester stormen werden grote watermassa's naar binnen geperst door de opening die zich hierdoor verbreedde en al snel de omvang van een estuarium aannam. Het veen in het achterland was inmiddels zo hoog opgegroeid dat het tijdens stormvloeden niet meer overstroomde; er ontstond een vrij groot niveauverschil tussen het grondwaterpeil in het veen en het normale zeewaterniveau. Hierdoor ontstonden in het randgebied het westelijk deel van de Assendelver polders afwateringskreken die het hoge grondwater uit het veengebied afvoerden naar de lagere zee. Door deze ontwatering van het randgebied stopte de veengroei. Het gebied werd hiermee geschikt voor bewoning. Zie voor de geologische ontwikkeling voorts bij: [[Landschap]]). **Rechts: c.** //Omstreeks 1000 v Chr. De monding van het Oer-IJ is naar het noorden verlegd//}}]Door voortdurende aangroei aan de bovenkant, zakten deze hoogveenplekken door hun eigen gewicht weg in de slappe rietveenbodem. Aldus werden eilandjes, met een diameter variërend tussen 50 en 200 meter, gevormd die in de hierna te bespreken periode de basis vormden van de bewoning in de Assendelver polder (afb. d). Na de afsluiting van het zeegat bij Beverwijk kon het gebied rond het Oer-IJ-estuarium niet meer direct op de Noordzee afwateren. Hierdoor steeg het grondwaterpeil in het veengebied, totdat het water een uitweg vond ten noorden van Assendelft, tussen Heemskerk en Uitgeest. Op die plaats ontwikkelde zich een riviertje dat het achterland op de Noordzee liet afwateren. Zo ontstond een natuurlijke opening. Ook de zee kreeg hierdoor weer invloed op het gebied. Vooral bij noordwester stormen werden grote watermassa's naar binnen geperst door de opening die zich hierdoor verbreedde en al snel de omvang van een estuarium aannam. Het veen in het achterland was inmiddels zo hoog opgegroeid dat het tijdens stormvloeden niet meer overstroomde; er ontstond een vrij groot niveauverschil tussen het grondwaterpeil in het veen en het normale zeewaterniveau. Hierdoor ontstonden in het randgebied het westelijk deel van de Assendelver polders afwateringskreken die het hoge grondwater uit het veengebied afvoerden naar de lagere zee. Door deze ontwatering van het randgebied stopte de veengroei. Het gebied werd hiermee geschikt voor bewoning. Zie voor de geologische ontwikkeling voorts bij: [[Landschap]]).
  
Regel 95: Regel 95:
  
  
-De eerste middeleeuwse Assendelvers vestigden zich in de buurt waar nu de Zuiderweg is en stichtten daar omstreeks het jaar 1000 hun eerste kerk. Kerk en kerkhof zijn in 1985 bij opgravingen uit hun vergetelheid gehaald en geven daarmee aansluiting op de periode waarin schriftelijke bronnen onze herinnering aan het verleden levend houden. (Zie voorts de aanvulling 3. Zuidelijke Zaanstreek hieronder ) +De eerste middeleeuwse Assendelvers vestigden zich in de buurt waar nu de Zuiderweg is en stichtten daar omstreeks het jaar 1000 hun eerste kerk. Kerk en kerkhof zijn in 1985 bij opgravingen uit hun vergetelheid gehaald en geven daarmee aansluiting op de periode waarin schriftelijke bronnen onze herinnering aan het verleden levend houden. (Zie voorts de aanvulling 3. Zuidelijke Zaanstreek hieronder) 
  
 //J.J. Stolp r. a.// //J.J. Stolp r. a.//
Regel 101: Regel 101:
 Literatuur  Literatuur 
   * De vroegste geschiedenis van de Zaanstreek (AWN 1971),    * De vroegste geschiedenis van de Zaanstreek (AWN 1971), 
-  * Verleden land. Archeologische opgravingen in Nederland, JH. F. Bloemers, LP. Louwe Kooijmans, H. Sarfatij, Amsterdam 1981+  * Verleden land. Archeologische opgravingen in Nederland, [[https://albumacademicum.uva.nl/id/id001049|Johan Hendrik Frederik Bloemers]][[https://nias.knaw.nl/fellow/louwe-kooijmans-l-p/|Leendert Louwe Kooijmans]][[https://www.athenaeum.nl/boek?authortitle=herbert-sarfatij/langs-kronkelwegen-van-geluk--9789463015028#|Herbert Sarfatij, 1937-2023]]
   * De Zaanstreek archeologisch bekeken, daaruit drs. R. W. Brandt '//De archeologie van de Zaanstreek'//, drs. P. C. Vos '//De relatie tussen de geologische ontwikkeling en de bewoningsgeschiedenis in de Assendelver Polders vanaf 1000 v. Chr.'// en J. J. Stolp, r. a.'   * De Zaanstreek archeologisch bekeken, daaruit drs. R. W. Brandt '//De archeologie van de Zaanstreek'//, drs. P. C. Vos '//De relatie tussen de geologische ontwikkeling en de bewoningsgeschiedenis in de Assendelver Polders vanaf 1000 v. Chr.'// en J. J. Stolp, r. a.'
   * Assendelft 32, een huis uit de Late IJzertijd', J. J. Stolp Zaanstad 1983,    * Assendelft 32, een huis uit de Late IJzertijd', J. J. Stolp Zaanstad 1983, 
  • /home/zaanwiki/domains/zaanwiki.nl/private_html/encyclopedie/data/attic/archeologie.1510584274.txt.gz
  • Laatst gewijzigd: 2020/09/06 18:12
  • (Externe bewerking)