Verschillen
Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
Beide kanten vorige revisie Vorige revisie Volgende revisie | Vorige revisie | ||
brandpreventie [2015/12/07 15:41] maarten |
brandpreventie [2024/06/17 09:08] (huidige) zaanlander |
||
---|---|---|---|
Regel 1: | Regel 1: | ||
==== Brandpreventie ==== | ==== Brandpreventie ==== | ||
- | Het geheel van maatregelen ter voorkoming van brand en het beperken van brandgevaar. | + | Het geheel van maatregelen ter voorkoming van brand en het beperken van brandgevaar. Van het georganiseerd blussen van brand is in de Zaanstreek voor het eerst sprake in de 16e eeuw. Omdat branden vaak 's nachts ontstonden werd in het eerste reglement voor het blussen van brand voorgeschreven dat aan ieder huis een lantaarn met een kaars erin moest zijn opgehangen. Op die manier kon in geval van brand de weg naar de plaats van de brand worden verlicht. |
- | Van het georganiseerd blussen van brand is in de Zaanstreek voor het eerst sprake in de 16e eeuw. | + | |
- | Omdat branden vaak 's nachts ontstonden werd in het eerste reglement voor het blussen van brand voorgeschreven dat aan ieder huis een lantaarn met een kaars erin moest zijn opgehangen. Op die manier kon in geval van brand de weg naar de plaats van de brand worden verlicht. | + | |
De kans op het ontstaan van brand was vrij groot omdat de verlichting met aanvankelijk kaarsen en later olie geschiedde. Bovendien waren de huizen van hout opgetrokken. Er was vrijwel geen houden meer aan als het vuur om zich heen greep. De belangrijkste oorzaak van brand was evenwel het stoken van vuren voor de verwarming van huizen. Stookplaatsen waren aanvankelijk onbekend. Men stookte binnen een vuur en de rook liet men ontwijken door luiken in het dak. | De kans op het ontstaan van brand was vrij groot omdat de verlichting met aanvankelijk kaarsen en later olie geschiedde. Bovendien waren de huizen van hout opgetrokken. Er was vrijwel geen houden meer aan als het vuur om zich heen greep. De belangrijkste oorzaak van brand was evenwel het stoken van vuren voor de verwarming van huizen. Stookplaatsen waren aanvankelijk onbekend. Men stookte binnen een vuur en de rook liet men ontwijken door luiken in het dak. | ||
- | Een oplossing werd gezien in de bouw van schoorstenen. Maar die vormden een nieuwe oorzaak van brand. De schoorstenen stonden steeds tegen een der (houten) wanden aan. Bij grote verhitting vatte deze wand (weeg) menigmaal vlam. Logisch is dat er voorschriften ontstonden voor de bouw van deze schoorstenen, | + | Een oplossing werd gezien in de bouw van schoorstenen. Maar die vormden een nieuwe oorzaak van brand. De schoorstenen stonden steeds tegen een der (houten) wanden aan. Bij grote verhitting vatte deze wand of weeg menigmaal vlam. Logisch is dat er voorschriften ontstonden voor de bouw van deze schoorstenen, |
**Blusmiddelen** | **Blusmiddelen** | ||
- | Lange tijd moest het vuur bestreden worden met primitieve blusmiddelen: | + | Lange tijd moest het vuur bestreden worden met primitieve blusmiddelen: |
Er werden registers aangelegd waarin werd vermeld waar en hoeveel emmers en/of gieters in de verschillende huizen en pakhuizen aanwezig moesten zijn. De brandweer moest toezicht houden dat deze emmers altijd bij de hand waren voor het geval er onheil dreigde. | Er werden registers aangelegd waarin werd vermeld waar en hoeveel emmers en/of gieters in de verschillende huizen en pakhuizen aanwezig moesten zijn. De brandweer moest toezicht houden dat deze emmers altijd bij de hand waren voor het geval er onheil dreigde. | ||
Regel 19: | Regel 17: | ||
Bakkers en scheepsbouwers waren uit de aard van hun bedrijf uiterst kwetsbaar. Deze ambachtslieden stonden dan ook onder strenge controle. In de bakkerijen werd 18 uur per dag gewerkt met lichte brandstoffen. De vonkvorming die hierdoor ontstond kon catastrofaal zijn omdat veel huizen van hout waren en rieten daken hadden. Een brand betekende gevaar voor het hele dorp. | Bakkers en scheepsbouwers waren uit de aard van hun bedrijf uiterst kwetsbaar. Deze ambachtslieden stonden dan ook onder strenge controle. In de bakkerijen werd 18 uur per dag gewerkt met lichte brandstoffen. De vonkvorming die hierdoor ontstond kon catastrofaal zijn omdat veel huizen van hout waren en rieten daken hadden. Een brand betekende gevaar voor het hele dorp. | ||
- | Bestuurders deden alles om brand te voorkomen. In 1604 kregen zij van de Staten van Holland toestemming diverse maatregelen te nemen. Zij bepaalden onder meer dat de bakkers hun ovens `s avonds om zes uur moesten doven. Pas om twaalf uur 's nachts mochten zij ze weer aansteken. Tegelijkertijd werden controleurs aangesteld die op naleving van genoemde besluiten moesten toezien. Tevens moesten zij controleren of de bakkers niet met ondeugdelijk materiaal stookten en of ze behoorlijke vuren maakten. Overtreders werden bekeurd en dat waren er in de loop van de tijd velen. | + | Bestuurders deden er alles aan om brand te voorkomen. In 1604 kregen zij van de Staten van Holland toestemming diverse maatregelen te nemen. Zij bepaalden onder meer dat de bakkers hun ovens 's avonds om zes uur moesten doven. Pas om twaalf uur 's nachts mochten zij ze weer aansteken. Tegelijkertijd werden controleurs aangesteld die op naleving van genoemde besluiten moesten toezien. Tevens moesten zij controleren of de bakkers niet met ondeugdelijk materiaal stookten en of ze behoorlijke vuren maakten. Overtreders werden bekeurd en dat waren er in de loop van de tijd velen. |
- | De Wormer | + | De Wormer [[beschuittoren|Beschuittoren]] is heel lang het symbool geweest van de bedrijvigheid die samenhing met de beschuitbakkerijen. Van 1620 tot ver in de 19e eeuw klonk de torenklok over het dorp. Hoeveel waarde er aan werd gehecht dat de ovens stipt op tijd werden gedoofd blijkt uit het bouwen van de klokketoren. |
- | In 1738 werd bepaald dat de bakkersovens zodanig gemaakt moesten worden dat men er omheen kon lopen. Riet, hooi en stro of turf mochten zich niet te dicht bij de oven bevinden. Ook de schoorstenen moesten aan voorschriften voldoen. Zo moesten zij bijvoorbeeld één voet boven het dak uitsteken. Stoken met zaagsel was in de Zaanstreek met zijn vele houtzaagmolens extra goedkoop. Het bracht echter ook grote risico`s met zich mee. Daarom was iedere beschuitbakker die stookte met zaagsel verplicht om de dorpsbode iedere zaterdag om vier uur 's middags zijn schoorsteen te laten controleren. Was de schoorsteen niet goed geveegd dan volgde een hercontrole. Iedere inspectie leverde de bode een stuiver op. Een tijd lang is het gebruik van zaagsel als brandstof zelfs verboden geweest vanwege de te grote risico' | + | In 1738 werd bepaald dat de bakkersovens zodanig gemaakt moesten worden dat men er omheen kon lopen. Riet, hooi en stro of turf mochten zich niet te dicht bij de oven bevinden. Ook de schoorstenen moesten aan voorschriften voldoen. Zo moesten zij bijvoorbeeld één voet boven het dak uitsteken. Stoken met zaagsel was in de Zaanstreek met zijn vele houtzaagmolens extra goedkoop. Het bracht echter ook grote risico's met zich mee. Daarom was iedere beschuitbakker die stookte met zaagsel verplicht om de dorpsbode iedere zaterdag om vier uur 's middags zijn schoorsteen te laten controleren. Was de schoorsteen niet goed geveegd dan volgde een hercontrole. Iedere inspectie leverde de bode een stuiver op. |
- | Na zeven uur moesten de bakkers hun as in een speciale askuil opbergen. [[gloed|Gloed]] van zaagsel mocht niet verkocht worden of weggegeven voor bijvoorbeeld het gebruik in stoven. Toch werden die bepalingen ontdoken. | + | |
+ | Een tijd lang is het gebruik van zaagsel als brandstof zelfs verboden geweest vanwege de te grote risico' | ||
**Lochteren** | **Lochteren** | ||
- | Allerlei keuren betreffende gevaarlijke bedrijven waar vuur bij te pas kwam werden uitgevaardigd. Zo kenden Krommenie en Assendelft bepalingen tegen het zogenoemde 'lochteren'. Wevers droogden hun garens nadat ze deze met stijfsel hadden bestreken bij grote vuren (lochters) waarvoor riet werd gebruikt. De blekers werkten ook met lochters want zij droogden er het natte goed mee. Het kwam nogal eens voor dat de wevers de gebruikte lochters buiten de deur uitdoofden of weg gooiden waardoor bij wind groot brandgevaar ontstond. Voorschrift was dat de lochters naar het uiterste einde van het erf moesten worden gebracht, daar in een kuil gestopt en vervolgens met water begoten. Ook was het streng verboden om na zonsondergang nog te lochteren. | + | Allerlei keuren betreffende gevaarlijke bedrijven waar vuur bij te pas kwam werden uitgevaardigd. Zo kenden Krommenie en Assendelft bepalingen tegen het lochteren. Wevers droogden hun garens nadat ze deze met stijfsel hadden bestreken bij grote vuren, lochters, waarvoor riet werd gebruikt. De blekers werkten ook met lochters want zij droogden er het natte goed mee. Het kwam nogal eens voor dat de wevers de gebruikte lochters buiten de deur uitdoofden of weg gooiden waardoor bij wind groot brandgevaar ontstond. Voorschrift was dat de lochters naar het uiterste einde van het erf moesten worden gebracht, daar in een kuil gestopt en vervolgens met water begoten. Ook was het streng verboden om na zonsondergang nog te lochteren. |
- | Bekend zijn ook de maatregelen van de plaatselijke overheid om hooibroei te voorkomen. Hooistekers waren aangesteld om het hooi te peilen en toezicht te houden op mogelijke broei. Het peilen en het meten van de temperatuur gebeurde met een hooi-ijzer` een ijzeren staaf van 2,5 tot 3 meter lengte met platte kop, twee handvatten en een weerhaak aan het puntige einde. De boeren zelf hadden voor hetzelfde doel vaak een pook van 1 tot 1,5 meter lang. | + | Bekend zijn ook de maatregelen van de plaatselijke overheid om hooibroei te voorkomen. Hooistekers waren aangesteld om het hooi te peilen en toezicht te houden op mogelijke broei. Het peilen en het meten van de temperatuur gebeurde met een hooi-ijzer, een ijzeren staaf van 2,5 tot 3 meter lengte met platte kop, twee handvatten en een weerhaak aan het puntige einde. De boeren zelf hadden voor hetzelfde doel vaak een pook van 1 tot 1,5 meter lang. |
- | **Molenbrand**= | ||
- | Ook het gevaar van molenbrand trachtte men zo veel mogelijk te verminderen. Behalve blikseminslag, | + | **Molenbrand** |
+ | |||
+ | Ook het gevaar van molenbrand trachtte men zo veel mogelijk te verminderen. Behalve blikseminslag, | ||
+ | |||
+ | Door de assurantiecompagnieën was voorgeschreven dat de deelnemende molens in de kap een ton of bak met water moesten hebben met een inhoud van minstens vier gewone wateremmers. Er moest ook een lege waterzak aanwezig zijn. Verder moest in de kap een pal worden aangebracht om het lefs of verkeerd om draaien van de molen, te verhinderen. Lager in de molen moesten nog een goede wateremmer, drie goede sterke gieters en twee lantaarns aanwezig zijn. De lantaarns moesten altijd voorzien zijn van een kaars van minstens vier duim lengte. Ook diende gezorgd dat de verlaten molen niet zelfstandig op gang zou kunnen komen. Stevige bouten in de molenstijlen moesten dienen om de stilstaande roeden aan vast te maken. De opzieners van de brandcontracten kwamen enige malen per jaar controleren of aan deze voorschriften werd voldaan. | ||
**Bouwvoorschriften** | **Bouwvoorschriften** | ||
Regel 40: | Regel 42: | ||
In de tijden waarin de huizen niet alleen van hout waren opgetrokken maar tevens met het uiterst brandbare riet werden bedekt, betekende brand een ramp, die vaak hele stadswijken in de as dreigde te leggen. In 1647 werd verboden nieuwe huizen met riet af te dekken. Rietdekkers die deze bepaling overtraden kregen net als de huiseigenaren een bekeuring. | In de tijden waarin de huizen niet alleen van hout waren opgetrokken maar tevens met het uiterst brandbare riet werden bedekt, betekende brand een ramp, die vaak hele stadswijken in de as dreigde te leggen. In 1647 werd verboden nieuwe huizen met riet af te dekken. Rietdekkers die deze bepaling overtraden kregen net als de huiseigenaren een bekeuring. | ||
- | Aanvankelijk werd geprobeerd het brandgevaar te beperken door een verordening uit te vaardigen waarbij de bewoners verplicht werden hun daken te lemen. Later treft men vaak een verbod aan om de daken anders dan met harde bedekking | + | Aanvankelijk werd geprobeerd het brandgevaar te beperken door een verordening uit te vaardigen waarbij de bewoners verplicht werden hun daken te lemen. Later treft men vaak een verbod aan om de daken anders dan met harde bedekking, lei of pan, te herstellen. Daarbij werd vaak een premie verstrekt aan degene die zijn met riet of stro gedekte dak door een nieuwe onbrandbare bedekking verving. Nog later kwamen er keuren die voorschreven dat de tussenmuren der huizen van steen moesten worden opgetrokken. Het herstellen van houten huizen werd zelfs verboden. Vaak werden geldelijke voordelen geboden aan hen, die hun huizen wilden afbreken om ze in steen te laten herbouwen. Tenslotte |
Deze ontwikkeling neemt zo ongeveer de hele 16e en een deel van de 17e eeuw in beslag. Het is dan ook geen wonder dat in het stadsbeeld van de 18e eeuw nog zelden houten huizen worden aangetroffen. | Deze ontwikkeling neemt zo ongeveer de hele 16e en een deel van de 17e eeuw in beslag. Het is dan ook geen wonder dat in het stadsbeeld van de 18e eeuw nog zelden houten huizen worden aangetroffen. | ||
**Uitzondering** | **Uitzondering** | ||
- | De Zaanstreek vormt in hierbij een uitzondering. Ondanks alle gevaren werd in de 17e, 18e en zelfs in de 19e eeuw voortgegaan met de bouw van - veelal aanzienlijke | + | De Zaanstreek vormt in hierbij een uitzondering. Ondanks alle gevaren werd in de 17e, 18e en zelfs in de 19e eeuw voortgegaan met de bouw van veelal aanzienlijke houten koopmanshuizen. Een belangrijke reden waarom de houtbouw gehandhaafd werd sproot voort uit de bebouwing van de Zaanstreek. In de steden was men genoopt zijn bouwgrond te zoeken binnen de beperkte ruimte der omwalling. Vooral bij een toenemende welvaart leidde dit in de steden tot een dichte, hoog opgetrokken bebouwing. Er was geen redden |
- | Een belangrijke reden waarom de houtbouw gehandhaafd werd sproot voort uit de bebouwing van de Zaanstreek. In de steden was men genoopt zijn bouwgrond te zoeken binnen de beperkte ruimte der omwalling. Vooral bij een toenemende welvaart leidde dit in de steden tot een dichte, hoog opgetrokken bebouwing. Er was geen redden aan wanneer in zo'n stad brand uitbrak. | + | In de Zaanstreek werd men echter niet door wallen in een nauw keurslijf geperst. Integendeel, |
- | In de Zaanstreek werd men echter niet door wallen in een nauw keurslijf geperst. Integendeel, | + | |
R.H. van der Pol | R.H. van der Pol | ||
Literatuur | Literatuur | ||
- | * S. Lootsma. Historische Studien met de Zaanstreek' | + | * [[lootsma|Sipke |
- | * H.P. Moelker. Het dorp aan de rivier de Ghyspe; | + | * [[moelker|Hubrecht Pieter |
- | * H. Roovers en P.H. Zi|l. Onvoltooid Verleden; | + | * [[oosterbaan|Gosse |
- | * Mr. D. Vis en .1. Vis Jzn.. Vis `a Saandyk; | + | * H. Roovers en P.H. Zijl, Onvoltooid Verleden; |
- | * Mr. D, Vis. De Zaanstreek; De Zaende 1948. | + | * [[vis_mr_dirk|Dirk |
+ | * Mr. D, Vis. De Zaanstreek; De Zaende 1948. |