Beide kanten vorige revisie
Vorige revisie
Volgende revisie
|
Vorige revisie
|
molenindustrie [2017/12/03 20:59] zaanlander |
molenindustrie [2024/09/11 03:35] (huidige) zaanlander |
== De Parel de grootste == | == De Parel de grootste == |
| |
Paltrokken waren geen grondzeilers, de zeilen werden bediend vanaf een schavot aan de voorkant op zaagvloerhoogte. De staartbalk om de molen te verkruien, op de wind te zetten, stak horizontaal naar achteren en de vang werd vanaf de zaagvloer van binnen uit bediend. Paltrokzaagmolens hadden een vlucht, een totale roedlengte van 70 à 75 voet (1 voet = 28.3 centimeter). De grootste andere industriemolens hadden doorgaans een vlucht van 75 à 80 voet. Als grootste Zaanse molen had meelmolen De [[Parel]] in Assendelft zelfs een vlucht van 99 voet. | Paltrokken waren geen grondzeilers, de zeilen werden bediend vanaf een schavot aan de voorkant op zaagvloerhoogte. De staartbalk om de molen te verkruien, op de wind te zetten, stak horizontaal naar achteren en de vang werd vanaf de zaagvloer van binnen uit bediend. Paltrokzaagmolens hadden een vlucht, een totale roedlengte van 70 à 75 voet (1 voet = 28.3 centimeter). De grootste andere industriemolens hadden doorgaans een vlucht van 75 à 80 voet. Als grootste Zaanse molen had meelmolen [[Parel|De Parel]] in Assendelft zelfs een vlucht van 99 voet. |
| |
De vlucht van zogenaamde enkele oliemolens, zonder kantstenen en met slechts een wigpers, bedroeg niet meer dan 50 à 60 voet. Ook snuifmolens waren niet groot. Evenals andere kleinere industriemolens, die licht maal- of zaagwerk deden, was hun vlucht soms 40 voet of minder. Zoals bijvoorbeeld De Huisman op de Zaanse Schans, waarvan de vlucht slechts 10,4 meter bedraagt, minder dan 40 voet. | De vlucht van enkele oliemolens, zonder kantstenen en met slechts een wigpers, bedroeg niet meer dan 50 à 60 voet. Ook snuifmolens waren niet groot. Evenals andere kleinere industriemolens, die licht maal- of zaagwerk deden, was hun vlucht soms 40 voet of minder. Zoals bijvoorbeeld De Huisman op de Zaanse Schans, waarvan de vlucht slechts 10,4 meter bedraagt, minder dan 40 voet. |
| |
De nog bestaande grotere industriemolens hebben een vlucht van omstreeks 22.5 meter, vrijwel 80 voet. Daarmee dreven zij werktuigen aan, die als zij volop in werking waren zo'n 25 à 30 paardenkracht vroegen. Stond er minder wind dan moesten werktuigen worden uitgeschakeld en liep de productie per uur terug. Per jaar ging bijna een derde van het aantal werkdagen verloren voor het produceren met molens door gebrek aan wind. In tegenstelling tot andere industriemolens werd bij zaagmolens, zowel paltrokken als bovenkruiers, de draaiing van de wiekenas boven in de molen omgezet in een op- en neergaande beweging. | De nog bestaande grotere industriemolens hebben een vlucht van omstreeks 22.5 meter, vrijwel 80 voet. Daarmee dreven zij werktuigen aan, die als zij volop in werking waren zo'n 25 à 30 paardenkracht vroegen. Stond er minder wind dan moesten werktuigen worden uitgeschakeld en liep de productie per uur terug. Per jaar ging bijna een derde van het aantal werkdagen verloren voor het produceren met molens door gebrek aan wind. In tegenstelling tot andere industriemolens werd bij zaagmolens, zowel paltrokken als bovenkruiers, de draaiing van de wiekenas boven in de molen omgezet in een op- en neergaande beweging. |
== Maalstenen == | == Maalstenen == |
| |
Naast deze merkwaardige werktuigen dreven industriemolens voornamelijk werktuigen aan voor allerlei soorten maal- en pletwerk. Een koppel platte maalstenen is daarvan stellig het oudste en maalde schurend (graan, mosterdzaad, verfhout). Een koppel rondrollende kantstenen maalde daarentegen wrijvend (oliezaden, verfhout, mineralen, specerijen). Een koppel plat liggende pelstenen schuurde tegen raspend blik de huid van graankorrels (gerst tot gort). In een maalbak werd tussen over elkaar knippende metalen staven, na toevoeging van veel water, vervezeld (lompen tot papierstof). | Naast deze merkwaardige werktuigen dreven industriemolens voornamelijk werktuigen aan voor allerlei soorten maal- en pletwerk. Een koppel platte maalstenen is daarvan stellig het oudste en maalde schurend graan, mosterdzaad en verfhout. Een koppel rondrollende kantstenen maalde daarentegen wrijvend oliezaden, verfhout, mineralen en specerijen. Een koppel plat liggende pelstenen schuurde tegen raspend blik de huid van graankorrels van gerst tot gort. In een maalbak werd tussen over elkaar knippende metalen staven, na toevoeging van veel water, vervezeld zoals lompen tot papierstof. |
| |
Stampers van hennepkloppers vervezelden droog, als het zwingelen van vlas. Stampers van een kapperij hakten, van messen voorzien, tot snippers meestal in een draaiende kuip zoals lompen, verfhout en tabak. Stampers die in potten vielen verbrijzelden tot poeder (korrels, brokken). Daarnaast werd door stampers in volmolens meer gekneed en geplet (vullen en vervilten van wollen weefsels). Tussen twee draaiende rollen werd ook mangelend geplet (kneuzen van oliezaden, gladdrukken van vellen papier). | Stampers van hennepkloppers vervezelden droog, als het zwingelen van vlas. Stampers van een kapperij hakten, van messen voorzien, tot snippers meestal in een draaiende kuip zoals lompen, verfhout en tabak. Stampers die in potten vielen verbrijzelden de korrels en brokken tot poeder. Daarnaast werd door stampers in volmolens meer gekneed en geplet, het vullen en vervilten van wollen weefsels. Tussen twee draaiende rollen werd ook mangelend geplet door het kneuzen van oliezaden en gladdrukken van vellen papier. |
| |
Bij industriemolens draaide het dus in veel gevallen om op de een of andere manier fijnmaken. Bij behoefte om grof en fijn te scheiden gebruikte men verschillende soorten zeefwerktuigen zoals buil, haspel, schudzeef, draaitafel met losse zeven, harp, en om licht en zwaar in vrije val te scheiden een waaierij. Een staande schepperij en een liggende sleperij zijn evenals de luierij voorbeelden van in industriemolens toegepast mechanisch transport. Verder werden door de molen gedreven zuigerpompen en roerwerken toegepast, werden zagen door windkracht bewogen en hadden oliemolens een slagenteller, het schelrad. Deze opsomming geeft een indruk hoe ver de mechanisatie reeds ten tijde van de windmolenindustrie was gevorderd. In zeer veel gevallen was daarmee al eerder buiten de Zaanstreek een begin gemaakt. De grote verdienste van de Zaankanters is geweest, dat zij daar heel veel aan hebben verbeterd en toegevoegd. Daaraan was te danken dat de Zaanse molenindustrie lange tijd van een sterke concurrentiepositie heeft kunnen profiteren. | Bij industriemolens draaide het dus in veel gevallen om iets op de één of andere manier fijn te maken. Bij behoefte om grof en fijn te scheiden gebruikte men verschillende soorten zeefwerktuigen zoals buil, haspel, schudzeef, draaitafel met losse zeven, harp en om licht en zwaar in vrije val te scheiden een waaierij. Een staande schepperij en een liggende sleperij zijn evenals de luierij voorbeelden van in industriemolens toegepast mechanisch transport. Verder werden door de molen gedreven zuigerpompen en roerwerken toegepast, werden zagen door windkracht bewogen en hadden oliemolens een slagenteller, het schelrad. Deze opsomming geeft een indruk hoe ver de mechanisatie reeds ten tijde van de windmolenindustrie was gevorderd. In zeer veel gevallen was daarmee al eerder buiten de Zaanstreek een begin gemaakt. De grote verdienste van de Zaankanters is geweest, dat zij daar heel veel aan hebben verbeterd en toegevoegd. Daaraan was te danken dat de Zaanse molenindustrie lange tijd van een sterke concurrentiepositie heeft kunnen profiteren. |
| |
=== Ontwikkeling in de Zaanstreek === | === Ontwikkeling in de Zaanstreek === |
== Schade door oorlogen == | == Schade door oorlogen == |
| |
De oorlogen van de Fransen met Engeland en andere Europese monarchieën berokkenden de Zaanse molenindustrie onvoorstelbare schade. Na 1813 werd ook in de Zaanstreek alles in het werk gesteld om handel en nijverheid nieuw leven in te blazen. De inmiddels in Engeland begonnen Industriële Revolutie vormde echter een nieuwe bedreiging, ditmaal een van technische aard. Toepassing van stoomenergie en goeddeels metalen machines ontwikkelde zich als een veelbelovende verbetering ten opzichte van water- en windmolens. De Nederlandse overheid stimuleerde het herleven van de windmolenindustrie dan ook nauwelijks. | De oorlogen van de Fransen met Engeland en andere Europese monarchieën berokkenden de Zaanse molenindustrie onvoorstelbaar veel schade. Na 1813 werd ook in de Zaanstreek alles in het werk gesteld om handel en nijverheid nieuw leven in te blazen. De inmiddels in Engeland begonnen Industriële Revolutie vormde echter een nieuwe bedreiging, ditmaal een van technische aard. Toepassing van stoomenergie en goeddeels metalen machines ontwikkelde zich als een veelbelovende verbetering ten opzichte van water- en windmolens. De Nederlandse overheid stimuleerde het herleven van de windmolenindustrie dan ook nauwelijks. |
| |
In België, dat zich in 1831 afscheidde van Nederland, waren in 1844 al meer dan 1400 stoommachines in bedrijf, terwijl er ongeveer tien jaar later in heel Nederland nog geen 400 waren geïnstalleerd. De Zaankanters geloofden ook toen nog in de mogelijkheden van hun industriewindmolens. De eerste ijzeren wiekenassen kwamen na 1850 en ruim tien jaar later kwamen daar de ijzeren roeden bij. De eerste Zaanse stoomfabrieken werden ingericht met de gebruikelijke molenwerktuigen, zij het met een groter aantal. Het voordeel dat de productie niet meer afhankelijk was van de wind bleek in het begin goeddeels teniet te worden gedaan door de hoge [[accijns|accijns]] op de brandstofprijs. | In België, dat zich in 1831 afscheidde van Nederland, waren in 1844 al meer dan 1400 stoommachines in bedrijf, terwijl er ongeveer tien jaar later in heel Nederland nog geen 400 waren geïnstalleerd. De Zaankanters geloofden ook toen nog in de mogelijkheden van hun industriewindmolens. De eerste ijzeren wiekenassen kwamen na 1850 en ruim tien jaar later kwamen daar de ijzeren roeden bij. De eerste Zaanse stoomfabrieken werden ingericht met de gebruikelijke molenwerktuigen, zij het met een groter aantal. Het voordeel dat de productie niet meer afhankelijk was van de wind bleek in het begin goeddeels teniet te worden gedaan door de hoge [[accijns|accijns]] op de brandstofprijs. |
Pas na ongeveer 1875 brak bij steeds meer Zaanse fabrikanten de overtuiging door dat niet de windmolens, maar de stoomfabrieken de toekomst hadden. Vooraanstaande ondernemers bouwden er steeds meer en richtten ze in naar de laatste technische ontwikkelingen. Weldra werden hun minder doelmatige windmolens van de hand gedaan tegen afbraakprijzen. Moleneigenaars, die zich de bouw van een stoomfabriek niet konden veroorloven, schaften zich soms een kleine stoommachine aan, maar zodra dat mogelijk werd bij voorkeur een verbrandingsmotor. Deze werden in een stenen molenaanbouwtje geplaatst en waren minder veeleisend bij gebruik. Veel molens werden echter inderdaad afgebroken. Befaamd om hun vermogen om beschikbare windkracht tot het uiterste te benutten, werden veel Zaanse molens elders in Nederland herbouwd als dorps-korenmolen. | Pas na ongeveer 1875 brak bij steeds meer Zaanse fabrikanten de overtuiging door dat niet de windmolens, maar de stoomfabrieken de toekomst hadden. Vooraanstaande ondernemers bouwden er steeds meer en richtten ze in naar de laatste technische ontwikkelingen. Weldra werden hun minder doelmatige windmolens van de hand gedaan tegen afbraakprijzen. Moleneigenaars, die zich de bouw van een stoomfabriek niet konden veroorloven, schaften zich soms een kleine stoommachine aan, maar zodra dat mogelijk werd bij voorkeur een verbrandingsmotor. Deze werden in een stenen molenaanbouwtje geplaatst en waren minder veeleisend bij gebruik. Veel molens werden echter inderdaad afgebroken. Befaamd om hun vermogen om beschikbare windkracht tot het uiterste te benutten, werden veel Zaanse molens elders in Nederland herbouwd als dorps-korenmolen. |
| |
In plaats van te worden afgebroken gingen er ook heel wat over naar Zaankanters met een kleine beurs, die kans zagen hun droom te verwezenlijken om zelf eigenaar te worden van een kapitale windmolen. Gekscherend pettenbazen genoemd verwierven zij zich een karig bestaan door tijdens lange werkdagen eigenhandig rest-, afval- en schadepartijtjes te verwerken. Het is vooral aan de verknochtheid en de volharding van deze pettenbazen te danken dat er nog industriewindmolens in de Zaanstreek over zijn. Gebrek aan middelen is de reden dat verbeterde wieksystemen daar geen ingang meer hebben gevonden. Ook het onderhoud liet veel te wensen over, zodat de molens in de nadagen meer en meer in vervallen staat kwamen te verkeren. Dat heeft er mogelijk toe geleid dat te elfder ure nog ijzeren kruilieren ingang hebben gevonden. | In plaats van te worden afgebroken gingen er ook heel wat over naar Zaankanters met een kleine beurs, die kans zagen hun droom te verwezenlijken om zelf eigenaar te worden van een kapitale windmolen. Gekscherend pettenbazen genoemd, verwierven zij zich een karig bestaan door tijdens lange werkdagen eigenhandig rest-, afval- en schadepartijtjes te verwerken. Het is vooral aan de verknochtheid en de volharding van deze pettenbazen te danken dat er nog industriewindmolens in de Zaanstreek over zijn. Gebrek aan middelen is de reden dat verbeterde wieksystemen daar geen ingang meer hebben gevonden. Ook het onderhoud liet veel te wensen over, zodat de molens in de nadagen meer en meer in vervallen staat kwamen te verkeren. Dat heeft er mogelijk toe geleid dat te elfder ure nog ijzeren kruilieren ingang hebben gevonden. |
| |
Van de laatste windmolens is een aantal door brand ten onder gegaan. 'In de brand, uit de brand' werd een gevleugelde uitdrukking, maar de toestand waarin de molens en goederen zich bevonden werkte dat ook in de hand. Door de eeuwen heen zijn veel Zaanse industriewindmolens door brand verwoest, omdat het materiaal dat zij bewerkten vaak even brandgevaarlijk was als het materiaal waaruit zij zelf bestonden. De molenindustrie is, ook in de Zaanstreek, echter ten gronde gegaan aan de arbeidsbesparende en kwaliteit verbeterende mechanisatie, waarmee water- en windmolens eeuwen geleden zelf begonnen. Zodoende maakten zij allerlei ambachtelijk handwerk overbodig tot de tijd kwam dat zij het zelf aflegden tegen verdergaande mechanisatie mogelijk gemaakt door de ontdekking van andere energie en de uitvinding van betere werktuigen. | Van de laatste windmolens is een aantal door brand ten onder gegaan. 'In de brand, uit de brand' werd een gevleugelde uitdrukking, maar de toestand waarin de molens en goederen zich bevonden werkte dat ook in de hand. Door de eeuwen heen zijn veel Zaanse industriewindmolens door brand verwoest, omdat het materiaal dat zij bewerkten vaak even brandgevaarlijk was als het materiaal waaruit zij zelf bestonden. De molenindustrie is, ook in de Zaanstreek, echter ten gronde gegaan aan de arbeidsbesparende en kwaliteit verbeterende mechanisatie, waarmee water- en windmolens eeuwen geleden zelf begonnen. Zodoende maakten zij allerlei ambachtelijk handwerk overbodig tot de tijd kwam dat zij het zelf aflegden tegen verdergaande mechanisatie mogelijk gemaakt door de ontdekking van andere energie en de uitvinding van betere werktuigen. |
* [[boorsma|Pieter Boorsma]], Duizend Zaanse molens, Wormerveer 1950; | * [[boorsma|Pieter Boorsma]], Duizend Zaanse molens, Wormerveer 1950; |
* [[braam|Aris van Braam]], Bloei en verval van het economisch sociale leven aan de Zaan, Wormerveer 1942; | * [[braam|Aris van Braam]], Bloei en verval van het economisch sociale leven aan de Zaan, Wormerveer 1942; |
* Ger Husslage, Windmolens, Amsterdam 1968; | * [[Husslage|Ger Husslage]], Windmolens, Amsterdam 1968; |
* F. Mars. Noordhollands molenboek (hfdstk IV), Haarlem 1964; | * [[Mars|Frans Mars]], Noordhollands molenboek (hfdstk IV), Haarlem 1964; |
* dr. J.C. Notebaart, Windmühlen, Den Haag-Paris 1972; | * dr. J.C. Notebaart, Windmühlen, Den Haag-Paris 1972; |
* [[verkade2|dr. Margaretha Verkade]], De opkomst van de Zaanstreek, Utrecht 1952. | * [[verkade2|dr. Margaretha Verkade]], De opkomst van de Zaanstreek, Utrecht 1952. |