==== Balkenvlotten. ==== 1. Dikwijls zeer lange en brede vlotten, samengesteld uit verschillende lagen boomstammen, die vanuit de Elzas, Zwarte Woud, Main en Neckar via de Rijn onder meer naar de Zaanstreek werden vervoerd ter verwerking in de houtzagerijen. Deze vlotten waren het grootst in de 18e eeuw en bevatten toen soms tot ongeveer 18.000 kubieke meter hout, terwijl er bemanningen tot 500 koppen voorkwamen. Nadat ze met de stroom mee ons land hadden bereikt, werden ze in kleinere vlotten van toch nog respectabele omvang gesplitst, die vervolgens naar plaatsen als Amsterdam, Dordrecht en de [[Voorzaan]] werden gevaren. 2. De kleinere vlotten van boomstammen voor vervoer naar de molens en de latere machinale zagerijen hadden vaak een dikte van drie lagen en konden ook vrij lang zijn. De lengte werd eventueel beperkt door die van de te passeren sluizen. Ze werden door bedreven balkenvlotters met de vaarboom door de Zaan en de sloten in het veld naar de plaats van bestemming gebracht. Aanvankelijk werden ze samengesteld in de Zaandamse haven en na het gereedkomen van het [[noordhollands|Noordhollands Kanaal]] lange tijd in het [[kogerpolder|Kogerpolderkanaal]] tegenover West-Graftdijk bewaard. Na de aanleg van het Noordzeekanaal en, in Zaandam, de Nieuwe Zeehaven werden de flensvlotten daar gevormd. Sommige houtsoorten als eiken, iepen en beuken hadden geen drijfvermogen. Deze zinkers werden in de vlotten gecombineerd met dikke dennenstammen, die wél een groot drijfvermogen hadden. De vlotten werden bijeengehouden door poepestokken, dwars op de balkrichting en met zweden, grote handgesmede spijkers vastgezet als koppelstokken. Door het verdwijnen van de [[houtzagerij|zaagindustrie]], het hout werd al sinds lang in de oorsprongslanden gezaagd, zijn de balkenvlotten volledig tot het verleden gaan behoren. 3. Het voortbewegen en manoeuvreren van de kleinere vlotten met behulp van vaarbomen. Er waren destijds ettelijke balkenvlotters. Hun werk werd gaandeweg door sleepvaartuigen overgenomen.