==== Schaft, Hannie ==== Jannetje Johanna Schaft (roepnaam Jo), het meisje met het rode haar, wordt op 16 september 1920 in Haarlem geboren. Vader Pieter, bestuurslid van de socialistisch getinte Bond van Nederlandse Onderwijzers, is leraar aan de Rijks Kweekschool. Moeder Aafje komt uit een fel socialistisch predikantengezin. Jo is een uitstekende leerling, weinig contact met klasgenootjes, soms gepest vanwege rood haar en sproeten. Het gezin leeft geïsoleerd. Jo groeit op met sociaal-democratische ideeën rond rechtvaardigheid en gelijkheid. Huize Schaft maakt zich zorgen het nationaal-socialisme, Mussert, zijn NSB en de meedogenloze Joden-vervolgingen in Duitsland. Jo schrijft veel ‘politieke’ en ‘rechtvaardige’ opstellen over onrechtvaardige situaties in de wereld en slaagt met een tien voor Duits. Jo besluit rechten te gaan studeren met als specialisatie volkenrecht. Doel: de Volkenbond in Genève nieuw leven in te blazen. **Dispuut Gemma** Herfst 1940: Jo wil graag lid worden van de Amsterdamse Vrouwelijke Studenten Vereniging. Maar geen enkel dispuut (afdeling) vraagt haar lid te worden. De leden vinden haar te saai. Jo laat het er niet bij zitten en richt in 1940 met een aantal andere overgebleven studentes een eigen dispuut op: Gemma. De meisjes van de andere disputen noemen Gemma spottend ‘Geen Enkel Meisje Meer Alleen’. De Februaristaking in 1941 en het gegeven dat haar twee Joodse vriendinnen Philine Polak en Sonja Frenk uit het normale leven worden weggeduwd is een keerpunt dat het verzet bij Jo aanwakkert. Jo Schaft kiest er voor om niet weg te kijken. Als de Joden in 1942 een gele ster moeten dragen, steelt Jo tientallen persoonsbewijzen uit openbare gelegenheden voor Joodse onderduikers. Jo helpt verschillende Joodse meisjes aan een onderduikadres, soms bij haar ouders in Haarlem. Onderduikers helpen met geld en bonnen, prima, ze wil actiever verzet bieden ‘desnoods met wapens’ en komt terecht bij de groep Haarlem van de Raad van Verzet (RVV), een harde uit de Waarheidgroep ontstane verzetsorganisatie, geschoold in gewapende acties. Zij doorstaat een vuurproef en blijkt geschikt voor het verzetswerk. Jo heet nu Hannie Schaft, volgt instructies en lessen over wapens, werkt samen met IJmuidenaar arbeider Jan Bonekamp waar zij veel bewondering voor heeft. Hannie ontmoet de naar Enschede uitgeweken Truus en Freddie Oversteegen, ze worden na een bloedstollende kennismaking waarbij zij doorgeladen wapens bij zich droegen, goede vriendinnen en doen veel samen. Truus is de aanvoerster want Hannie is een beetje zweverig en Freddie nog wat jong. Hannie onderwijst Truus en Freddie de Duitse en Engelse taal. Spreekt amper over haar verzetswerk. 27 november 1943: de eerste er grote actie. Van elektriciteitscentrale Velsen-Noord wordt het kolentransportsysteem onklaar gemaakt. Burgemeesters van Beverwijk en Velsen kondigen strafmaatregelen aan. Bonekamp schiet Hans van de Berg, een fanatiek controleur van persoonsbewijzen die in treinen al heel wat reizigers heeft opgepakt, neer. Als antwoord maakt de Sicherheitspolizei een eind aan de levens van directeur B.W. Pauw en boekhouder L.B. Verdoorn van het Gewestelijk Arbeidsbureau in Beverwijk. Het ‘vuile’ werk wordt opgeknapt door Nederlandse SS-ers, dikwijls ook in politiedienst. De Amsterdammer Maarten Kuijper is er één van. Hannie Schaft krijgt met hen allen te maken. Een bombardement op de Amsterdamse Buurt in Haarlem maakt Jan Bonekamp nog fanatieker. Zandvoort valt onder het kustverdedigingsplan, Hannie voert verkenningen uit en heeft als een soort ‘moffenmeid’ gesprekken met Duitsers en brengt alle verdedigingswerken aan de kust in kaart. Door een vervalst ‘Ausweis’ met stempels kan ze overal komen. Informatie wordt aan Londen doorgeseind en daar gecombineerd waarna de verdedigingswerken gebombardeerd worden. 20 januari 1944: De Rembrandtbioscoop aan de Grote Markt in Haarlem is een nieuw doelwit. Er moet een einde komen aan de vertoning van de vele Duitse propagandafilms. Een aanslag met twee brandbommen mislukt maar in Amsterdam is het Rembrandttheater met succes in de fik gestoken. Jo neemt een nieuwe identiteit aan: Johanna Elderkamp, geboren in Zürich, Zwitserland. Trekt veel op met Jan Bonekamp. Blijkt net zo onverzettelijk, fanatiek en rusteloos te zijn als hij. Hij pleegt, in opdracht van Jan Brasser, veel aanslagen en overvallen, doet mee aan sabotageacties. Zegt dan: ’Weer eentje minder’ of ‘Weer honderd mensen gered’.. Wapens en munitie worden verborgen op verschillende plaatsen, verdeeld en verder getransporteerd. Jan Brasser, Hannie Schaft, Jan Bonekamp en nog iemand brengen een wapendepot uit een van de Zaanse dorpen met de fiets over. 20 juni 1944, twee weken na D-Day, wordt banketbakker Piet Faber, bekend om zijn verraderspraktijken op 55-jarige leeftijd doodgeschoten door Hannie Schaft. De terechtstelling van [[https://nl.wikipedia.org/wiki/Gerrit_van_der_Veen|Gerrit Jan van der Veen]] (1902-1944), een Nederlandse beeldhouwer en een leider van het Nederlands verzet, maakt ze nog verbetener. Van der Veen zette de [[https://nl.wikipedia.org/wiki/Persoonsbewijzencentrale|Persoonsbewijzencentrale]] op, waar vooral Joodse mensen en verzetsleden die werden gezocht door de Duitsers een beroep op deden. Ongeveer 80.000 persoonsbewijzen vonden hun weg vanuit drukkerij Frans Duwaer. Dankzij deze activiteiten ontliepen duizenden mensen arrestatie door de bezetter. Het vervalsen van echte Persoonsbewijzen was een enorme klus, die Gerrit van der Veen op zich nam. Volgens ingewijden zijn zij verliefd op elkaar. **Jan Bonekamp** 21 juni 1944: in Zaandam wachten ze Sicherheitspolizeikapitein Ragut op. Hannie schiet, Ragut valt van zijn fiets. Jan komt dichterbij om het genadeschot te geven, Ragut schiet ook. Ragut sterft. Jan is in zijn buik geraakt, bloedt ontzettend, strompelt weg en belt aan bij een huis. Een vrouw roept een politieagent die Jans revolver wegmoffelt. Jan wordt naar de eerste hulppost gebracht van het politiebureau. Hannie fietste als een gek weg; Jan wordt zwaar bewaakt. De Duitsers spuiten hem vol met een stimulerende stof die hem aan de praat moet krijgen. Jan zegt niet veel en mompelt een paar woorden: het adres van zijn vrouw in IJmuiden en waarschijnlijk ook dat van Cor Koelman, een RVV’er die vaak samen met Hannie werkte. Even later sterft hij. De dood van Bonekamp treft Hannie, zij is ontroostbaar. In een brief aan haar vriendin Philine Polak schrijft ze: ‘Mijn geestelijke toestand is nog steeds allerbedroevendst: ik kan geen boek lezen, noch roman, noch studieboek. In mijn vrije tijd brei ik een kous! (…) Ik ben aanzienlijk minder hard dan ik gedacht had: de kennismaking met de dood is niet meegevallen.’ De RVV beseft dat actie onmiddellijk noodzakelijk is. Hitler zelf eist Hannies opsporing. De ouders worden gegijzeld in Vught, in de hoop dat hun dochter zich daar zou melden. Hannie duikt onder, is zwaar depressief en moet binnen blijven. De kapper verft het rode haar zwart en ze zet een brilletje op, ze is onherkenbaar geworden. Eenmaal opgeknapt, pakt ze het verzetswerk weer op en trekt er dagelijks met Truus en Freddie op uit. Zij strijden tegen fascisten, niet tegen onschuldige mensen. Het kidnappen van de kinderen van Seyss Inquart wordt geweigerd. Truus en Hannie, vermomd als Duitse meiden uit Wassenaar pappen aan met hoge Duitse militairen voor inlichtingen over de V-2’s. 5 september 1944: Radio Oranje bericht dat geallieerden bij Breda staan. NSB’ers vluchten; onderduikers vertonen zich op straat. Deze dag wordt ‘dolle dinsdag’ genoemd. Maar er komen geen Canadezen. Wie na dolle dinsdag lid wordt van het verzet, wordt septembervlieg genoemd. [[https://www.ncpn.nl/manifest/2009/03/heusdens.htm|Jan Heusdens]] en [[https://nl.wikipedia.org/wiki/Truus_Menger-Oversteegen|Truus Oversteegen]] schieten Smit neer. De aanslag op [[https://nl.wikipedia.org/wiki/Fake_Krist|Fake Krist]], die zich met veel inzet bezig houdt met het opsporen van Joden, onderduikers en verzetsmensen en bekend stond om zijn wreedheid bij verhoren en martelingen, mislukt. Krist zegt op 5 oktober 1944 in een afgeluisterd telefoongesprek over deze aanslag: Op mij hebben ze die dag ook geloerd maar toen ben ik net de poort uitgegaan en niet de voordeur waar die kerel op de loer stond. Die kerel heeft nou kouwe voeten. Cor Rusman en Hannie Schaft proberen Willemse te liquideren. Hannie raakt hem in zijn arm, probeert haar wapen in orde te maken maar valt. Willemse waggelt op haar af en schiet zijn pistool op haar leeg. Een kogel gaat dwars door één van haar bovenbenen. Cor neemt Hannie mee naar een huisarts. 17 september 1944: luchtlandingen bij Arnhem en Nijmegen. De Duitsers worden steeds agressiever. De verzetsgroepen werden nu actiever dan ooit. Hannie: ‘Het is net of ik het einde van de oorlog niet zie. Als ik daarover denk, is het net of er een groot doek valt’. Later heeft ze nog eens gezegd: ‘Ik word nog eens begraven in een mooie kist met de driekleur eroverheen en de koningin erbij.’ 25 oktober 1944: Hannie en Truus zijn van plan, na vier pogingen, de aanslag op Fake Krist te plegen. Zij zien hem op zijn fiets over de Westergracht dichterbij komen en horen vijf keer schoten. Scherpschutter ‘Zwarte Kees’, alias Gommert Krijger schiet vanuit een schoolgebouw en is hem, ondanks begeleiding van een met een karabijn bewapende man, te snel af. Krist valt morsdood van zijn fiets. De Duitsers wreken de moord door tien verzetsmensen te liquideren. Hannie en Truus intensiveren de contacten met andere illegale groepen in Haarlem en omgeving. In die periode staan ze voortdurend in verbinding met de Velsense illegaliteit. Zij moeten vaak pakjes wegbrengen. Stoppen daar mee als blijkt dat er misbruik van hen gemaakt wordt. Leden van de groep spelen een dubbelrol. De ‘Velser affaire’ groeit tot in de jaren ’50 uit tot een nationaal schandaal. Begin 1945: Hannie en Truus proberen de spoorbrug over het Spaarne op te blazen. De sabotage-aanslag mislukt. Wel wordt een trein opgeblazen en raakt het spoorwegverkeer wekenlang ontwricht. 1 maart 1945: Hannie schiet, samen met Truus de politie-inspecteur J. Zierikzee, bekend om zijn scherpe controles op clandestien lichtgebruik, neer. 15 maart 1945: Hannie en Truus zien de beruchte Ko Langendijk rijden. Truus vuurt acht keer als het pistool van Hannie weigert. De meisjes fietsten weg. In een hotel verschuilen ze zich en worden net niet gesnapt. 19 maart 1945: Hannie en Truus bellen aan bij Gerdo Bakker en schieten hem neer 21 maart 1945: Hannie en Truus schieten na een eerder mislukte poging op een bron van de SD, madame Sieval, maar de dikke bontjas van de vrouw vangt alle kogels op en ze ontsnapt. Hannie vertrekt naar IJmuiden om daar een pak illegale kranten af te leveren. Die avond is er controle en wordt zij aangehouden. Duitse militairen betrappen haar met verzetskrantjes. Handtas en pistool worden haar afgenomen. Hannie belandt in de Ripperdakazerne voor verhoor. De Duitsers proberen te weten te komen wie ze is, maar ze zegt niets. Aan het eind van de avond brengen ze haar naar het Huis van Bewaring aan de Oostvest. De Duitser [[https://nl.wikipedia.org/wiki/Emil_R%C3%BChl|Emil Rühl]] beseft dat ze Hannie Schaft is. **Mörderin** Rühl brengt haar naar het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg. Op haar deur hangt een bordje met Mörderin. Ze moet haar zwarte haar wassen waardoor het weer rood wordt: de Duitsers weten nu zeker dat zij Hannie Schaft is. Ze wordt dag en nacht verhoord. Op den duur wordt ze murw gepraat. Namen van kameraden uit het verzet noemt ze niet. Hannie wordt op de binnenplaats van het Huis van Bewaring gefotografeerd. Een behuild gezicht, krampachtig gebalde vuisten, een zakdoek tussen de rokband geklemd. De SD dreigt Hannie op de binnenplaats van de gevangenis aan de Amstelveenseweg te zullen fusilleren. Het verzet zit intussen niet stil. Ze proberen te weten te komen waar Hannie naartoe gebracht is. Amsterdam, luidden de berichten. Dat kon de [[https://nl.wikipedia.org/wiki/Huis_van_Bewaring_I_(Weteringschans)|Weteringschans]] of de [[https://nl.wikipedia.org/wiki/Huis_van_Bewaring_II_(Amstelveenseweg)|Amstelveenseweg]] zijn. Truus ontwikkelt een plan om haar daar weg te halen. Ze begint op de Weteringschans. Ook de Velsense illegaliteit is aan het werk. Hen wordt verzekerd dat Hannie niet zou worden doodgeschoten. Er bestaat immers een afspraak om geen vrouwen te executeren. Op 17 april 1945, een kleine maand na haar arrestatie, wordt Hannie Schaft uit haar cel gehaald. Mattheus Schmitz komt haar halen met de Nederlandse rechercheur Maarten Kuijper, bekend om zijn arrestaties, medewerking aan de Silbertanne-moorden en wreedheid bij verhoren. Hannie weet dat dit het einde betekent, ze gilt hard en lang. Met een Nederlander aan het stuur rijden zij naar het Overveen, richting strand. Niet ver van de plaats waar nu het Spartelmeertje ligt werd halt gehouden. Korbs, Klüting en de chauffeur blijven achter. Hannie wordt mee het duin ingenomen door Kuijper en Schmitz. De Feldgendarme-man sjokt achter hen aan. Schmitz schiet zonder waarschuwing op Hannie’s achterhoofd, maar zijn schot ketst. Het hoofd van Hannie bloedt. Ze roept: ‘au!’ en zegt nog tegen Lages: ‘Ik schiet beter’! Uiteindelijk maakt Kuijper er met een machinegeweer een einde aan. De Gefreiter en Kuijper graven een gat, waar ze het lichaam van Hannie Schaft inwerpen. Vervolgens overdekken ze dit met zand. Het gaat echter zo haastig dat er een pluk van het lange rode haar van Hannie boven het zand blijft uitsteken. **‘Ist nicht mehr da’** Onwetend van dit alles reist Truus Oversteegen in een Duits verpleegstersuniform naar het Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam. Ze wordt naar de Amstelveenseweg doorverwezen. Truus denkt dat Hannie voor verhoor weggehaald is en weet nog van niets. Daar laten ze Truus een boek zien met de naam J.J. Schaft doorgestreept: ‘Ist nicht mehr da.’ Truus valt flauw en er kletteren twee grote revolvers uit haar zakken, die door niemand werden gezien. [[https://nl.wikipedia.org/wiki/Maarten_Kuiper|Maarten Kuijper]] wijst de plaats aan. Op 27 november 1945 wordt Hannie Schaft in diezelfde duinen waar ze doodgeschoten was, op de Erebegraafplaats herbegraven, te midden van 421 lotgenoten, van wie ze velen had gekend. Postuum krijgt zij het Wilhelmina-verzetskruis uitgereikt en een bijzondere onderscheiding van de Amerikaanse opperbevelhebber Eisenhower. Maar de strijd nog niet voorbij. Hannie Schaft zou in de jaren die volgden middelpunt van gesprek worden tijdens grote meningsverschillen en heftige discussies. Gedurende de Koude Oorlog worden veel discussies gevoerd over het wel of niet communistisch zijn van Hannie Schaft. Tijdens de Koude Oorlog wil CPN-jeugd een Hannie Schaft-herdenking houden. In de media wordt opgeroepen massaal deel te nemen aan de herdenking. In navolging van Franse demonstraties tegen herlevend fascisme, heeft men portretten van Hannie Schaft uitvergroot en op borden geplaatst. **Verboden herdenking** Op 25 november 1951 verzamelen zich ongeveer vijfduizend oud-verzetsmensen, jongeren en communisten aan de Zeeweg in Bloemendaal. Burgemeester Den Tex van Bloemendaal verbiedt de Hannie Schaft-herdenking. [[https://nha.courant.nu/issue/HD/1951-11-26/edition/null/page/2?query=Pantserwagens%20Hannie%20Schaft&sort=issuedate%20ascending&f_periodicalcode%5B0%5D=HD|Pantserwagens houden de menigte tegen.]] Enkele mensen maken een omweg om bij Hannies graf te komen en leggen bloemen. Ze worden ingerekend en voor de rechter gesleept. Tussen 1955, als de processen tegen de misdadige Duitsers en collaborateurs grotendeels achter de rug zijn, en 1980 treedt een relatieve radiostilte in de media op. Pas als de film [[https://www.vpro.nl/cinema/films/film~409003~het-meisje-met-het-rode-haar~.html|Het meisje met het rode haar]] op het doek verschijnt en de koude oorlog op haar retour is, ontstaat er volop nationale aandacht voor Hannie Schaft. Ook is de tijd dan pas rijp om haar te gedenken met monumenten en straatnamen. **Vriendinnen** Philine Rosa Polak (Amsterdam 1921): ‘Het eerste adres dat Hannie voor mij verzorgde was in Zeist. Toen ik daar weg moest heb ik Hannie opgebeld om te vragen of ze een oplossing wist. Zonder aarzelen zei ze, ook uit naam van haar ouders: “Kom bij ons.” Zij leefde aanvankelijk samen met Sonja Frenk in het huis van de familie Schaft aan de Van Dortstraat ondergedoken zat, overleefde de oorlog. Ze moest uitwijken naar een adres in Amsterdam, toen het huis van de familie Schaft, vanwege Hannies illegaal werk, niet langer veilig was. Philine over haar eerste ontmoeting met Hannie: “Ze was op de universiteit aan het collecteren voor de vluchtelingen uit Spanje. Hoewel ik niet in staat was een bijdrage te geven, omdat ik mijn zakgeld had besteed voor de vluchtelingen uit Duitsland raken we toch bevriend. Later ontmoetten we een derde studente Sonja Frenk, ook een joods meisje, en met ons drieën hebben we –laat ik maar zeggen- een driemanschap gevormd dat gezamenlijk studeerde, bij elkaar at of op visite kwam en af en toe uitstapjes ondernam.” Philine Polak kwam in 2005 uit de Verenigde Staten over voor de Hannie Schaftherdenking in Haarlem. Zij herinnerde zich Hannie als een ‘schuchtere en verlegen vrouw’ die de weg van het verzet had gekozen om de Duitse bezetter actief te bestrijden en dat met de dood heeft moeten bekopen. Er werden kransen en bloemen gelegd, onder meer door het stadsbestuur van Osnabrück, de Duitse zusterstad van Haarlem. Het was voor de eerste keer dat er een Duitse delegatie bij de herdenking aanwezig was. Behalve Philine Polak sprak ook Hannie's verzetsvriendin Truus Menger in een kerk in het centrum van Haarlem. Sonja Antoinette Frenk (Rotterdam 1920 - Auschwitz 1943) hield het ondergedoken bestaan niet vol en zocht contact met een organisatie die mensen naar Spanje hielp te ontkomen. In de buurt van Smilde had zij contact gezocht met een ontsnappingslijn. Voor de vlucht moest zij 5000 gulden op tafel leggen. Begin oktober vertrok ze. Op 6 oktober stuurde zij een briefje vanuit België; alles verliep goed. Ze had een nieuw persoonsbewijs op naam van Marie Hermans. In het Franse Lyon werd zij verraden en op 11 november 1942 vanuit het doorgangskamp Drancy met transport no. 45 naar Auschwitz gedeporteerd, waar zij op 23 november 1943 op 23-jarige leeftijd om het leven kwam. **Studiegenoten** Annie van Calsem (1919 - 1999) Zij vertelt: “Ik moet zeggen dat Jo zich in de groentijd vooral erg sportief heeft gedragen, hoewel dat gedoe helemaal niet in haar straatje lag. Maar ja, ze heeft al die rituelen en plagerijtjes, malle opdrachten ook, over zich heen laten komen en dat heeft best wel wat voor haar betekend. Ze was echter niet het type dat zich gemakkelijk voor aap liet zetten of haar mond hield bij scherpe opmerkingen. Ze heeft zich zo goed mogelijk aangepast. We hebben tijdens die ontgroeningsdagen van alles samen meegemaakt: Uren lang met ons allen in een klein kamertje zitten, een kruisverhoor ondergaan door de ontgroeningscommissie, malle opdrachten uitvoeren in de stad, na een voorlichtend praatje van Irene Vorrink geluisterd over één van haar studenten verenigingen, we ontmoetten Hella Haasse die het grappigste verslag van ons allemaal inleverde, er is geroeid op de Amstel en we hebben paard gereden.” Erna Kropveld (1921 - Amsterdam 2001) In november 2003 ontving het Verzetsmuseum in Amsterdam een bijzondere schenking, namelijk het vermommingsbrilletje van Hannie Schaft. Het brilletje is aan het museum geschonken door de erfgenaam van Hannie’s hartsvriendin, Erna Kropveld. Erna is geboren uit een niet-Joodse moeder en een Joodse vader had, heeft zich ook zeer ingezet in het verzet. Ook haar verloofde heeft ze in die groep leren kennen. Hannie, en soms ook Erna, gebruikten het bewuste brilletje bij hun acties. Het brilletje is te zien in Hannie’s vitrine in het museum. ‘Jo heeft tientallen persoonsbewijzen gestolen. En die bracht ze naar mij, omdat ze wel wist dat ik die gebruiken kon. Als ik tegen haar zei: “Ik heb iets nodig van een vrouw van ongeveer veertig jaar”, kwam ze prompt een uur later met zo’n ding aanzetten.’ “We waren eigenlijk allemaal wat vreemde meiden”, ze was één van de weinige leden van dit dispuut die de oorlog overleefde. “We hadden allemaal iets merkwaardigs. Wat dat nou precies was, weet ik niet, maar gemakkelijke tantes waren we niet. De discussies waren meestal fel, Hannie nam daar een vooraanstaande plaats bij in.” Nellie Luyting ‘Jo vond het ondenkbaar, dat je als goede Nederlander zo'n papier zou ondertekenen. Het was een kwestie van solidariteit, niet alleen tussen alle studenten, maar ook met groepen die in ons land veel erger onderdrukt en weggevoerd werden. Van een oorlogssituatie merkten we in het begin niet zo heel veel, hoewel we daar toch dagelijks over praatten. Jo was hevig verontwaardigd. had Jo het vaak over de rechten van de arbeiders en over de wantoestanden van de crisisjaren. Mw. N.E. Van Otterloo-Luyting (Nelly Luyting) zat van 1929 tot 1936 op het Stedelijk Gymnasium, dat vanaf 1933 als Murmellius Gymnasium bekend zou staan. == De ouders van Hannie Schaft == Op 24 november 2010 werd aan de ouders van Hannie Schaft postuum de Yad Vashem penning uitgereikt. {{tag>tweede_wereldoorlog}}