De dekschuit, sinds de komst van de stalen schepen het meest voorkomende scheepstype in de Zaanstreek, vooral gebruikt voor het vervoer van cacao. Een plat schip, aan voor- en achterzijde een inlopend dek, aan de achterzijde een roer met helmstok. Het voor- en achterdek beschikt over luiken.
Aanvankelijk werden dekschuiten voortbewogen met een vaarboom door een schuitenvoerder; midscheeps bevond zich een groot luik waarin de vaarbomen konden worden gestoken. Inmiddels is het bomen uit de tijd en maakt men gebruik van sleepbootjes; de luiken werden dichtgelast. Voor de oorlog waren er ook wel dekschuiten met in het vooronder een kooi en een kacheltje; de schuitenvoerder kon aan boord slapen.
De bouw, reparatie en het onderhoud van dekschuiten werd in de Zaanstreek door gespecialiseerde werven uitgevoerd: Scheepswerf Wed. K. Brouwer aan de Hogendijk en het Rustenburg te Zaandam en Scheepswerf Vooruit aan het Sluispad te Koog en de Zuiddijk te Zaandam, terwijl de firma Wijtenkamp aan de Overtoom te Westzaan een eigen onderhoudswerf had.
De meeste dekschuiten in de Zaanstreek waren circa 40 ton, 17 meter lang en 4.20 meter breed. Deze maten hingen samen met de grootte van de sluizen van de Zaan naar het Oost- en Westzijderveld. Dekschuiten werden namelijk ook voor houtvervoer gebruikt. Het hout werd gelost vanaf zeeschepen in de haven en vervolgens vervoerd naar de vele houthandels of zagerijen in het veld.
Ook van en naar Amsterdam werd het hout vaak per dekschuit vervoerd. In de maanden april tot november, als de Oostzee open lag, meerden de houtschepen aan en was het een enorme drukte in de haven van Zaandam. Houtfactorij Wijtenkamp bezat 150 dekschuiten, William Pont 100, de Zaandamse Dekschuit Maatschappij 100 en de gezamenlijke houthandels circa 250. Voorts beschikte ook iedere kolenboer wel over één of meer dekschuiten. Alles wat in vaten of balen kon worden vervoerd, bewoog doorgaans ook per dekschuit.
De terugval ontstond in de jaren '70 van de vorige eeuw. Het wegvervoer overheerste, kolen werden vervangen door aardgas of -olie, de Zaanse houthandel werd samengebracht in het Houtcentrum van de Achtersluispolder, waar zeeschepen aan de kades afmeerden en met een kraan of heftruck werden gelost. Ook William Pont loste de schepen op deze wijze. Dekschuiten werden buiten de regio verkocht of gesloopt.
Door de uitbreiding van de cacao-industrie sinds het eind van de jaren '70 nam het gebruik van de dekschuit weer toe. De expediteurs J.G. van Bruinessen bv te Zaandam en Van Raamsdonk te Amsterdam lieten dekschuiten bouwen met verhoogd dek, nodig voor de bevestiging van dekkleden, waarmee zij de balen cacao uit de haven van Amsterdam naar de Zaanstreek vervoerden.
De koffiebonen voor Albert Heijn werden eveneens per dekschuit aangevoerd. De cacao-industrie gebruikt de dekschuiten niet alleen als transportmiddel, maar ook als opslagplaats, om overslag in vemen te voorkomen. Ooit is in de Zaanstreek zelfs een tekort aan dekschuiten ontstaan, hetgeen ook merkbaar was aan de flink gestegen prijs van tweedehands dekschuiten.