De Donau-pont was een uit Duitsland afkomstige zeer grote veerpont die vanaf september 1953 werd ingezet als Rijkspont 12 bij de Hembrug om aan toenemende autoverkeer tussen Zaandam en Amsterdam tegemoet te komen. Met de komst van de Coentunnel in 1966 was de Donaupont niet meer nodig.
De pont werd vlak voor de oorlog in Duitsland gebouwd om op de Donau dienst te doen als veer voor de spoorwegen. Hij werd echter door de oorlog nooit gebruikt.
Rijks Waterstaat kocht het vaartuig voor f 250.000. De Pont werd in Amsterdam aangepast om als overzetveer voor auto's dienst te kunnen doen. Hij werd daar onder meer van een nieuw rijdek met vijf rijbanen voorzien. De voortstuwing bestond uit twee 8-cylinder MAN dieselmotoren van ieder 335 PK. Met de aanschaf van een gebruikte pont was men flink goedkoper uit dan de aanschaf van een nieuwe.
Koningin Juliana maakte in 1954 gebruik van de Hempont. Toen de auto van de koningin naderde, gingen de slagbomen omhoog om alleen de hofauto toe te laten en gingen de slagbomen weer neer. Juliana stapte uit en gaf opdracht de slagboom weer omhoog te draaien en de wachtende automobilisten toe te laten. Onder handgeklap en gejuich werd hieraan gevolg gegeven.
Staande op het dek bekeek de Koningin met grote interesse het laden van de Donaupont. Een hartelijk applaus klaterde op, toen de auto in de richting van Den Helder verdween. Op de terugweg uit Den Helder wenste Hare Majesteit geen gebruik van voorrang te maken en de Koningin wachtte precies drie kwartier voor de pont in de wachtende file.
Voor het oprijden en afrijden moesten de aanlegsteigers flink worden verbouwd. De pont bezat geen kleppen, maar werd met slagbomen afgesloten. Speciale maatregelen waren nodig om een pont met een dergelijk grote waterverplaatsing, 1500 ton tegenover 500 ton van de toen in gebruik zijnde ponten, soepel op te vangen.
Hiertoe werd aan beide oevers een geleide-wand gebouwd, beschermd door houten schotten, terwijl het schip bij de brughoofden bovendien werd afgeremd door twee op stalen buffers gemonteerde schotten. De besturing van het veer werd geregeld door propellers.
De totale lengte bredroeg 65 meter en hij was 15 meter breed. De Donau-pont nam geen fietsers en voetgangers mee en was alleen bestemd voor het vervoer van auto's.
De pont werd, na de opening van de Coentunnel in 1966, in juni 1967 geveild in Haarlem. De koper was Scheepvaart- en dekschuiten verhuurbedrijf Walcheren te Amsterdam, dat er ƒ 156.156,57 voor betaalde. Die verkocht het vaartuig door aan een nieuwe eigenaar die het schip in de Adriatische Zee wilde inzetten als hulpvaartuig voor booreilanden. Het schip zou worden versleept naar Ancona. Die bestemming werd nooit bereikt, daar er een felle brand uitbrak en het schip zonk.