De duikersluis behoort tot een sluistype met uitsluitend waterstaatkundige functie, doorvaart was niet mogelijk. In de Zaanstreek waren verscheidene duikersluizen, o.a. bij Nauerna en Oostzaan die werden gebruikt om het achterland te ontwateren. Het bekendst was de Duikersluis in de Hogedamplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigDam
Straat te Zaandam die zijn naam ontleent aan de Hogedam in de Zaan, waar Zaandam naar werd vernoemd.
De Dam, die de Zaan van het buitenwater, IJ/Zuiderzee, afsloot, was in het zuiden eeuwenlang de enige landverbinding tussen de oostelijke en de westelijke Zaanstreek. Het is niet bekend wanneer de Dam precies werd opgeworpen. Zeker is dat hij er in 1314 was; vermoed wordt dat hij aan het einde van de 13e eeuw werd aangelegd. De Hogedam was van uitermate groot belang voor de ontginning en h… te Zaandam. Deze werd in 1611 aangelegd door de droogleggers van de Beemster en werd daarom ook wel Beemstersluis genoemd. Door de drooglegging was het Noordhollandse boezemwater verkleind en het waterpeil gestegen.
De Duikersluis was de meest oostelijke sluis in de Dam die gebruikt werd om Zaanwater uit te slaan als dat noodzakelijk geacht werd en de waterstand van het IJ dat toeliet. In 1777-1779 werd de sluis vernieuwd. Bij die gelegenheid werden twee wapenstenen op het complex geplaatst. Van 17 tot 26 mei 1831 is de passage over de Duikersluis gestremd wegens een belangrijke reparatie aan het gewelf.
De Duikersluis werd tegelijk met de Kleine Sluis in 1903 gesloopt ten behoeve van de bouw van de Wilhelminasluisplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigWilhelminasluis
Op 24 oktober 1903 geopende, belangrijkste doorsluizing van de Dam te Zaandam.
Vóór de aanleg, die in 1901 een aanvang nam, omvatte het Zaandamse sluizencomplex de Duikersluis met een breedte van 6,29 m, diepte 2,20 m onder Amsterdams Peil, de Kleine Sluis met een lengte van 18 m, breedte 3.24 m en diepte 2,01 m en de. De wapenstenen staan thans aan de Binnenzaan-zijde van de Wilhelminasluis.
De Duikersluis mocht worden bevist door de sluiswachter die als pachter voor een periode van drie jaar verantwoordelijk was voor de afdracht van schutgelden van de kleine sluis en over een vrije woning beschikte.
Doordat de kleine sluis en duikersluis vanwege de bouw van de Wilhelminasluis buiten dienst werden gesteld gesteld, was in 1902 de stroom door de grote sluis vaak zó hevig, dat schepen niet zonder hulp van stoomkracht door die sluis konden komen, terwijl de toestand rond de bouw toch al veel aanleiding gaf tot groot oponthoud. Er verscheen een afwijzend preadvies van B. en W. waarin werd beweerd, dat de sluisbouw geschiedt in het belang van handel en scheepvaart, waarvoor de betrokken gemeenten zich aanzienlijke offers getroosten. Het dagelijks bestuur achtte het dus billijk, dat de scheepvaart, zo de sluisbouw haar hinder veroorzaakt, daarin berust, dan wel zelf in haar belangen voorziet.
Al was zulks niet het geval en al pleitte de billijkheid voor gemeentelijke voorziening, dan nog zou er alleen sprake kunnen zijn van een gezamenlijk optreden van alle bij de sluisbouw betrokken gemeenten. En het is B. en W. van Zaandam gebleken, dat de gemeentebesturen van Wormerveer en Koog aan de Zaan beiden bezwaar maakten tot medewerking. Ten overvloede werd aan deze beschouwingen nog toegevoegd, dat het gedurende de sluisbouw stationeren van een sleepboot bij de grote sluis tot een uitgaaf van niet minder dan f 3150. Dit praeadvies zal vermoedelijk eerst op 27 november 1902 worden behandeld.