Ondernemersgeslacht te Zaandijk, speelde vanaf het begin van de industriële ontwikkeling van de Zaanstreek een zeer actieve rol in het bedrijfsleven, oorspronkelijk vooral in de
Cornelis Jansz. Honigh geboren in 1610 uit Zaandijk huwde Grietje Simonsdr, eerder weduwe van Symon Willemsz en Dirk Michielsz Corver, die zeer vermogend was. Honigh kocht in 1662 De Kwikstaart te Wormer, veranderde de naam in De Vergulde Bijkorf en verplaatste de molen naar een stuk land naast het Guispad. De Vergulde Bijkorf werd in 1902 aan de vlammen overgeleverd. Cornelis werd dus papiermaker, evenals zijn vier zonen Jan, Symon, Jacobus en Adriaan.
Symon Cornelis Honigh, overleden in 1675, gehuwd met Anna Jacobsdr, was papiermaker met De Wever te Koog, die hij in 1674 verkocht aan een consortium onder leiding van Pieter Gerritsz van der Ley, die de molen inrichtte voor de fabricage van wit papier. Zijn zoon
Cornelis Symonsz Honigh, overleden in 1725, was papiermaker met De Hobbezak die tot 1865 in familiebezit zou blijven, daarnaast was hij handelaar in verfwaren. Zijn zoon
Ook zijn zoon
Gerrit Maanensz Honigh, gehuwd met Jannetje Willems Aijer, was handelaar in verf. Hun zoon
Maarten Gerritsz Honig deed slechte zaken en leed tenslotte armoe,
de andere zonen vertrokken naar het Noordhollands Noorderkwartier.
Jacob Cornelisz Honig (1648-1709), gehuwd met Maartje Meynderts Meyn (1648-1696), wordt wel beschouwd als het hoofd van de Zaandijkse familie. Hij werkte samen met zijn broers Jan en Adriaan en liet De Vergulde Bijkorf in 1674 inrichten tot witpapiermolen. De Gans en De Bijkorf bleven grauw- respectievelijk blauwpapiermolen. Hij was ook geïnteresseerd in de walvisvaart en bezat een traankokerij. Hij liet het familiehuis te Zaandijk bouwen.
Adriaan Cornelisz Honigh (1650-1692), eerst gehuwd met Grietje Cornelis van der Ley (1658-1680) en daarna met Wentje Lucasdr (1656-1698) was compagnon in de papiermakerij met zijn oudere broers. Zijn zoon
Cornelis Adriaansz Honigh (1689-1765), gehuwd met Neeltje Gerrits Wittebrood (1689-1717) en Duyfje Gerrits Vis (1686-1741), kocht in 1716 De Hobbezak van zijn neef Maarten Honigh en in 1733 De Jonge, ook De Nieuwe Voorn, tot 1817 in de familie en De Oude Voorn te Wormerveer. Hij fabriceerde grauw, blauw en basterd papier met zijn zonen onder firma Cornelis, Adriaan en Gerrit Honigh. De oudste zoon
Adriaan Cornelisz Honigh (1713-1795) was driemaal getrouwd, eerst met Trijntje Cornelisd. Honigh (1711-1746), toen met Claartje Jansd. Schenk (1723-1755) en tenslotte met Guurtje Claasd. van Santen (1729-1792). Hij was samen met zijn vader firmant in de papiermakerij, maar bedreef later ook de olieslagerij met Het Vette Schaap, De Koperslager en Het Witte Paard, welke na zijn dood aan zijn jongste zoon Klaas zouden overgaan.
Klaas Adriaansz Honig (1762- 1805), eerst gehuwd met Maartje Heymen Vis (1761-1803) trouwde later Grietje Jans Haremaker (1767-1854). Deze Grietje was eerder gehuwd met zijn neef Cornelis Cornelisz Honig (1767-1802) en zou na het overlijden van Klaas nog trouwen met Claas Cornelis Kuyper (1775-1830). De twee zusjes van Grietje: Guurtje en Neeltje evenals haar broer Cornelis Haremaker, zouden ook allen met leden van de familie Honig(h) trouwen. De oudste zoon van Adriaan Cornelisz,
Diens zoon
Jan Cornelisz Honigh (1842-1900), gehuwd met Maria Cornelia Vis (1845-1873) werd houtzager en houthandelaar met de molens Het Vliegend Hert en De Liefde te Zaandam. Later werd hij boekhouder bij Erven H. de Jong, cacaofabrikanten. De tweede zoon van Cornelis Adriaansz Honigh en Duyfje Gerrits Vis,
Gerrit Cornelisz Honigh (1714-1788), achtereenvolgens gehuwd met
Grietje Dirks Kluys (1717-1739),
Moertje Pieters Ongelaar (1709-1739) en
Aagje Bruyn (1719-1769), was firmant met zijn vader en zijn broer Adriaan. Zijn zoon
Cornelis Gerritsz Honigh ging over tot het
Hervormde geloof van zijn moeder en kon daardoor openbare ambten bekleden. Zo was hij onder meer regent in het dorpsbestuur van Zaandijk. Zijn dochter
Marijtje Honigh huwde Jan Tip uit Westzaan, terwijl zijn jongste zoon
Cornelis Cornelisz Honigh, gehuwd met Grietje Jansz Haremaker (1767-1854), koopman en oliefabrikant, jong en kinderloos kwam te overlijden.
Het 'hoofd der familie' Jacob Cornelisz Honigh (1648-1709) en Maartje Meyn hadden twee dochters,
Hillegonda (gehuwd met Symon Jansz Kuyper) en
Neeltje (gehuwd met Pieter Pietersz van der Ley uit Purmerend) en twee zonen,
Cornelis en
Jan Cornelis Jacobsz Honig (1683-1755), gehuwd met Stijntje Caescoper (1683-1722), was samen met broer Jan onder firma C. & J. Honig koopman en papierfabrikant te Zaandijk met De Vergulde Bijkorf en sedert 1709 ook met De Veenboer. Bovendien waren zij geïnteresseerd in de walvisvaart. In 1738 gingen zij uit elkaar. Cornelis kocht De Veenboer en kocht Het Herderskind er bij. Hij behield de naam C. & J. Honig, nu echter samen met zijn zoon
Op hun beurt namen twee zonen van Cornelis Breet,
Jacob Cornelisz Breet en
Klaas Cornelisz Breet, de firma weer over en werkten met de molens De Veenboer, Het Herderskind en De Herder. De tweede zoon van Cornelis Jacobsz Honig en Stijntje Caescoper,
Claas Honig (1709-1777), gehuwd met Aafje Jacobsz Leen, was koopman, olieslager en pelder te Zaandijk. Zij hadden echter geen kinderen. De derde zoon,
Cornelis Cornelisz Honig (1715-1774), gehuwd met Grietje Gijsbers van Elsland, was eerst met zijn vader papierfabrikeur, maar associeerde zich later met zijn zwager Jacob Breet in oliezaken. De jongste zoon,
Gerrit Honig (1718-1778), liet zijn nageslacht een bloeiend oliebedrijf na. Deze oliezaken stamden uit de familie van zijn moeder, de Caescopers Claes Arisz Caescoper had oliezaken die zijn vader Aris Cornelisz was begonnen. Toen hij in 1729 kwam te overlijden, volgde zijn zoon
Gerrit Claesz Caescoper hem op en deze beheerde reeds drie oliemolens.
Deze Gerrit Claesz Caescoper was ongehuwd en werd peetoom van de jongste zoon van zijn zuster Stijntje. Het was van het begin af de bedoeling dat de jonge Gerrit zijn peetoom in zaken zou opvolgen. Hij noemde zich dan ook Gerrit Caescoper Honigzoon (1718-1778). Hij huwde eerst
Sedert 1764 beheerde hij onder firma Gerrit Kaeskoper Honigzoon & Zoon met zijn zoon * Claes de molens:
De zoon Claes Gerritsz Honig (1745-1813), gehuwd met Machteltje Cornelis Appel (1748-1809), werkte reeds met twaalf molens onder eigen naam verder. Het aantal zou uitgroeien tot twintig stuks in 1812, waaronder:
De oudste zoon
Gerrit Claasz Honig (1770-1809) gehuwd met Lijsbeth Honig (1770-1793), stierf kinderloos. De zoon
Cornelis Claasz Honig (1773-1845), gehuwd met Aagje Cornelis Breet (1772-1830, dochter van Cornelis Jacobsz Breet en Grietje Klaas Nen) voegde nog vijf molens aan het bedrijf toe:
De Kieft,
De Jonge Wolf,
De Vissen,
De Kikker en
De Kopermolen.
Ook probeerde hij na de Franse tijd samen met Jan Vas weer de walvisvaart op gang te krijgen, maar dat bleef zonder succes. Hij beschikte naast zijn molens over achttien pakhuizen en voor al het onderhoud over een eigen timmerwerf. Van de kinderen van Cornelis en Aagje, trouwde
Machteltje Honig met Jacobus Kluyver, die met de molens
Albert Kluyver Jacobsz beheerde ook nog de molens
De tweede zoon van Cornelis en Aagje,
De oudste zoon van Cornelis en Aagje,
In 1889 stichtte hij de stoomoliefabriek De Kroon te Koog, die overging op zijn zoon
Klaas Hendriksz Honig (1868-1929), gehuwd met Catharina Margaretha Donker (geb. 1867), die in 1897 een handel in en fabricage van blauwsel, specerijen en chocolade met de fabriek de Gebroeders te Wormerveer toevoegde. Diens zoon
De tweede zoon van Klaas Honig Cornelisz en Antje Kaat,
De derde zoon
De jongste zoon van het 'hoofd der familie' Jacob Cornelisz Honig en Maartje Meyn,
Jan Jacobsz Honig (1688-1757), gehuwd met Trijntje Caescoper, was compagnon van zijn broer
Cornelis onder firma C. & J. Honig in de papiermakerij en daarnaast walvisreder. Bij de scheiding van de firma kreeg zijn zoon
Jacob Honig Jansz (1712-1780), gehuwd met Lijsbeth Cornelis Blauw de molens De Bijkorf en De Eendracht, welke laatste molen in 1775 werd verkocht aan Maarten Schouten die daarmee het begin maakte van wat zou uitgroeien tot het papierconcern
Van Gelder Zonen. Jacob kocht de molen De Wever terug van de familie van der Ley. Toen zijn zoon
Jan Jacob Honig (1738-1806), gehuwd met Maartje Klaas Nen, in de firma werd opgenomen noemde men zich Jacob Honig & Zoon, welke firma nog twee generaties onder die naam zou bestaan.
Achtereenvolgens was dat onder leiding van hun zoon
Jacob Honig Jansz (1765-1848), gehuwd met Guurtje Jans Haremaker (1765-1812) en hun zoon
Jan Jacobsz Honig (1792-1867), gehuwd met Antje Vermeulen, welke in 1854 liquideerde. Een zuster van Jan Jacobsz Honig,
Maartje Honig (1802-1866) huwde de olieslager Jan Spekham Duyvis (1825-1862) wiens zoon Teewis Duyvis Jansz (1823-1875), gehuwd met Debora Geertruide Verkade, de grondlegger was van de oliefabrieken van Duyvis. Een zoon van Jan Jacobsz Honig,
Jacob Honig Jansz Jr. ( 1816-1870), achtereenvolgens gehuwd met Aagje Kerbert (gest. 1846), Jacoba Wilhelmina van Reeke (gest. 1851) en de als schrijfster van jeugdherinneringen bekende
Neeltje Mulder (geb. 1833) werd Zaans historicus, evenals zijn zoon
-
De tweede zoon van Jacob Honig en Lijsbeth Blauw,
Ir. E.B. van Gelder