Monumentenzorg

Door de overheid en particuliere organisaties aanvaarde taak ten aanzien van de bescherming en het behoud van gebouwen, groepen van gebouwen of andere bouwwerken, die van geschiedkundige of oudheidkundige betekenis, dan wel in kunstzinnig opzicht van belang zijn.

Deze zorg wordt primair behartigd door het Rijk. De laatste Monumentenwet (1988) berust echter sterk op decentralisatie. Belangrijke taken in de wetsuitvoering zijn bij de provincies en gemeenten gelegd. De door de centrale overheid ingestelde subsidie-regelingen worden op grond van door de lagere overheden ingediende meerjarenbegrotingen uitgevoerd door de Rijksdienst Monumenten (WVC).

Praktische problemen bij de uitvoering van de Monumentenwet betreffen het grote aantal monumenten dat reeds als zodanig is aangewezen of dat op al dan niet voorlopige lijsten is geïnventariseerd in combinatie met de zeer beperkte financiële middelen die door het Rijk aan lagere overheden voor monumentenzorg ter beschikking worden gesteld.

Een ander knelpunt ontstond doordat de definitieve aanwijzing tot monument wordt voorafgegaan door een tijdrovende procedure. Een van de oorzaken daarvan is dat eigenaars en andere belanghebbenden in beroep moeten kunnen gaan tegen de aanwijzing. Deze kan namelijk consequenties hebben voor het toekomstige gebruik van het gebouw of bij voorgenomen verbouwingen en uitbreidingen.

In totaal zijn er (in 1990) ongeveer 42.000 objecten officieel als rijksmonument geregistreerd. Daarnaast zijn er op de voorlopige lijsten van gemeenten en provincies zeer veel gebouwen geplaatst, waarvan de aanwijzing tot monument nog niet is aangevraagd of de beroepsprocedures nog niet zijn afgerond. In de Zaanstreek zijn ongeveer 225 gebouwen als rijksmonument geregistreerd. Ter illustratie van de al genoemde schaarste aan voorhanden zijnde geldmiddelen zij vermeld dat het Rijk aan Zaanstad jaarlijks 450.000 gulden vergoedt, waaraan de gemeente uit eigen middelen 350.000 gulden toevoegt.

Te weinig geld

Jaarlijks is er (1990) dus acht ton beschikbaar. Gezien het aantal van 225 monumenten is dit bedrag al niet toereikend voor het noodzakelijke onderhoud. De veel kostbaarder restauraties worden noodgedwongen te vaak uitgesteld. Bij veel monumenten is inmiddels achterstallig onderhoud ontstaan. Monumentenzorg is pas sinds het einde van de 19e eeuw een overheidstaak. Het was Victor de Stuers (jhr. mr. LE. de Stuers, 1843-1916) die zich als hoofd kunsten en wetenschappen van het departement en later als kamerlid met grote gedrevenheid inzette voor wetgeving.

De afzonderlijke provincies en gemeenten zijn vroeg of laat ook met eigen verordeningen gekomen. In de Zaanstreek was Westzaan de eerste gemeente met een monumenten-verordening (1927). Noord-Holland geldt als een provincie, die al vroeg tot monumentenbeleid besloot. Dit laat zich illustreren door het aantal Noord-Hollandse rijksmonumenten van de 42.000 landelijk geregistreerde monumenten bevinden zich 11.000 in onze provincie en daarvan 6.800 alleen al in Amsterdam.

Door de monumentenwet 1988 is de taak van de provincie minder belangrijk geworden, terwijl die van de gemeenten juist toenam. De wet is echter nog zo kort van kracht dat de provinciale en gemeentelijke monumentenlijsten nog niet geheel op elkaar afgestemd zijn. Door particulier initiatief zijn ettelijke verenigingen of stichtingen ontstaan die zich met het behoud en de restauratie van monumenten bezig houden. Landelijk zijn dit organisaties zoals 'Heemschut' en 'Hendrick de Keijser'. In de Zaanstreek zijn - in overleg met de overheid -onder meer de stichting Zaans Schoon, de Vereniging Vrienden van het Zaanse Huis en de Vereniging tot Behoud van Monumenten van Bedrijf en Techniek (MBTZ) actief.