Op de avond van 23 oktober 1969 vond het echtpaar Ros uit de Rosmolenstraat in Zaandam bij thuiskomst hun Duitse vriend en logé, de 54-jarige Karl Ernst d'Alquen, bankemployé uit Iserlohn, badend in het bloed met ingeslagen schedel in de huiskamer. De dader had hem met twee vazen met chrysanten op het hoofd geslagen, gevolgd door slagen met een tinnen kan op het hoofd waarna met een schaar in hoofd en hart werd gestoken en met een sjaal gewurgd.
Het bleek dat de homosexueel d'Alquen, 's middags in een café aan de Martelaarsgracht te Amsterdam een Duits sprekende jongeman had ontmoet. Waarschijnlijk per trein vertrokken zij naar Zaandam, waar zij in de avond drie cafés bezochten, het laatst café Zaanzicht. Daar kregen ze ruzie, maar toch was het afscheid vriendelijk. Spoorwegpersoneel zag de volgende morgen in alle vroegte een donkerharige, ongeveer 20 tot 25-jarige jongeman op het station in Zaandam rondscharrelen. De conducteur van de eerste trein naar Amsterdam zag rond half zes een jongeman met een te groot donker grijs gespikkeld colbert. Dat moet dezelfde zijn geweest.
De vermoedelijke dader, 20 a 23 jaar, 1,80 meter, slank, smal, bleek, mager gezicht, iets uitstekende jukbeenderen, hoog breed voorhoofd, spitse kin, dik slordig donkerblond bijna zwart haar met slag, aan de voorzijde inspringend. Hij was slordig gekleed, droeg bruine, slecht verzorgde instapschoenen en een donkere broek.
D'Alquen was al jaren bevriend met het echtpaar Ros, dat hij regelmatig bezocht. Hij was klein van stuk (1,68 meter), tenger, droeg een bril en was nagenoeg kaal. Hij had een verkeersongeluk gehad, waardoor hij mank en met behulp van een stok liep. De dader bleek het gespikkelde colbertje dat toebehoorde aan de heer Ros te hebben gestolen uit de woning van het echtpaar. Voorts nam hij een donkerbruine skai damestas mee die een maand later in het In ‘t Veldpark werd gevonden, een tafelaansteker, een donkerbruine taskoffer van stug tuigleer, een gele oplaadbare zaklantaarn, een gouden herenpolshorloge en een doosje met twee oorbellen en een collier van imitatie-parels. Ook een transistorradio werd daags na het misdrijf in een plantsoentje teruggevonden. Er zat een skai zwartleren jasje omheen, dat van de dader zou moeten zijn.
Veertien dagen tevoren, op 9 oktober 1969, was een man op soortgelijke wijze in het Duitse Essen vermoord. Het signalement van de nog niet gevonden dader van die moord kwam overeen met dat van de Duitse jongeman, die de moord in Zaandam naar alle waarschijnlijkheid pleegde. De daadwerkelijke dader loopt nog steeds vrij rond.
Volgens de politie verkeerde D'Alquer veel in homofiele kringen. De buren hebben niets van een ruzie of een gevecht gehoord. Wel is er gestamp geweest en het geluid, alsof een zwaar voorwerp viel, maar dat vond men niet ongewoon. Er werd, als er een feestje was bij de familie Ros, wel eens meer wat rumoer gemaakt. Daags na de moord vertrokken twee rechercheurs van de Zaanse politie naar het Westduitse Hemer waar D'Alquer woonde.
Uit het onderzoek in Duitsland is gebleken dat het slachtoffer in zijn woonplaats Iserlohn ruim tweehonderd contacten onderhield met jonge homofiele Duitsers waar hij echter geen vaste relatie mee had. D'Alquer bleek ook tijdens zijn logeerpartijen bij de familie Ros in Zaandam geregeld café's in de Amsterdamse binnenstad te bezoeken. Volgens politie-commissaris Prakken van de Zaandamse recherche opereert in Amsterdam een groep van ongeveer duizend jonge Duitsers die het voorzien hebben op wat oudere homofielen.