Noordhollands Kanaal

Buiten de Zaanstreek gelegen, in 1824 voltooid, kanaal dat Amsterdam via Purmerend met Den Helder verbindt en een lengte van 78.5 kilometer heeft. Bij de aanleg, bedoeld om de hoofdstad een vaarweg naar de Noordzee te geven toen de toegang tot het IJ steeds meer was verzand, is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande waterwegen.

Het (Groot) Noordhollands Kanaal is in een wijde bocht om de Zaanstreek heen gelegd. Wel degelijk is overwogen om de Zaan in het traject op te nemen. Dit werd in de streek echter onuitvoerbaar geacht, omdat de Zaanoevers zo dicht bebouwd waren dat een doorlopend jaagpad onmogelijk was. De zeeschepen, waarvoor het kanaal moest dienen, waren toen nog zonder uitzondering zeilvaartuigen, die op de binnenwateren met behulp van paarden van en naar Amsterdam werden getrokken. Hiervoor was een jaagpad langs de gehele lengte van het kanaal noodzakelijk en aan die eis kon langs de Zaan niet voldaan worden. De eigenaars van Zaanerven protesteerden bij voorbaat heftig tegen het idee zo'n jaagpad over hun terrein aan te leggen. Daarna is zelfs gespeeld met de gedachte een langgerekte 'jaagdam' midden in de Zaan op te werpen.

Het kanaal heeft nooit aan de verwachtingen voldaan. Het was te lang en bevatte te veel bruggen en sluizen. Bovendien had het niet voldoende breedte voor de zich spoedig na de aanleg ontwikkelende stoomvaart met steeds grotere schepen. Niettemin werd het door Zaanse ondernemers als een gemiste kans ervaren dat er niet in een aansluiting op het Noordhollands Kanaal was voorzien. In 1850 is deze aansluiting door het graven van het “Koger Polderkanaalplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigKogerpolder

Polder ten noorden van de Zaanstreek.

Ofschoon de Kogerpolder geen deel van de Zaanstreek uitmaakt, wordt deze hier genoemd in verband met het door de Kanaal en Zaanverbinding Maatschappij aangelegde Koger Polder-kanaal.

waterweg
tot stand gebracht. Omstreeks dat jaar werd ook al overwogen Amsterdam een betere (kortere, bredere, diepere) verbinding met de Noordzee te geven, door doorgraving van de duinenkust. In 1861 werd concessie verleend voor de inpoldering van het IJ en de aanleg van het Noordzeekanaal. De toch al teleurstellende betekenis van het Noordhollands Kanaal nam na het gereedkomen van deze veel meer directe vaarverbinding af. Het is van het begin af en in toenemende mate echter van belang in het kader van de bemaling van met name de Schermerboezem. Vooral in verband met de waterzuivering (doorstroming van de Zaan) heeft de Zaanstreek thans toch profijt van de aanwezigheid van het Noordhollands Kanaal.