Tot 1985 Buitengewoon Onderwijs, de Zaandamse schoolarts, de in 1904 benoemde dr. C.J. van der Loo, zette zich vanaf het moment van zijn benoeming in om in de Zaanstreek tot stichting van een school voor buitengewoon onderwijs te komen. Het ging dan om een school voor moeilijk en zeer moeilijk lerende kinderen, debielen en imbecielen. In 1989 spreekt men over scholen voor speciaal onderwijs; deze zijn ingericht voor verschillende specifieke groepen leerlingen. In 1901 werd het buitengewoon onderwijs landelijk officieel erkend, hetgeen vastgelegd werd in de onderwijswet van 1920. In het geval van de stichting van een school voor buitengewoon onderwijs in de Zaanstreek kan echter niet van voortvarendheid gesproken worden.
Pas op 1 januari 1927 ging de BLO-school officieel van start en werd gevestigd aan de Parkstraat in Zaandam. Daarmee had de strijd voor een BLO-school in de Zaanstreek meer dan 20 jaar geduurd. Het waren overigens geen principiële motieven die de stichting van een dergelijke school zo lang tegengehouden hadden, maar met name financiële argumenten.
Voor in hun Ontwikkeling bedreigde Kleuters (I.O.B.K.) is in Koog De Springplank gevestigd voor kinderen uit Zaanstad. Er komen echter ook kleuters uit Wormerveer, Purmerend en Midden-Beemster. De leiding berust bij A.C. Stevens-Fransen met een assistente.
De strijd voor een school voor buitengewoon lager onderwijs was heftig en had zowel het onderwijs als de politiek in meerdere Zaangemeenten, het ging om een streekschool, in beroering gebracht. De belangrijkste vraag was steeds welke gemeente voor de kosten moest opdraaien. Rijkssubsidie was aanvankelijk moeilijk te verkrijgen. Bovendien bleven er aanvullende kosten en verliep de samenwerking tussen de Zaangemeenten aanvankelijk moeilijk. Men kwam niet snel tot overeenstemming over een verdeelsleutel voor deze extra kosten. Ook de leerlingenstromen speelden een rol. Leerlingen die naar de BLO-school gingen, telden niet meer mee voor de reguliere lagere school en leverden dan ook geen geld of subsidie meer op voor de betreffende gemeente. Een ander probleem was om te definiëren welke kinderen voor een BLO-school in aanmerking kwamen, gekoppeld aan de vraag of een dergelijke school wel voldoende levensvatbaarheid zou hebben.
De toenmalige gemeentelijke inspecteur van het onderwijs, C.J. Rol, schreef in 1947 een uitgebreid verslag over de gang van zaken voor de oprichting, onder de titel Geschiedenis van de School voor Buitengewoon Lager Onderwijs te Zaandam. Enkele feiten en aspecten uit dit verslag zijn hieronder vermeld. Er waren diverse onderzoeken gehouden die de noodzaak en levensvatbaarheid voor een BLO-school aantoonden. Behalve de schoolarts had ook het raadslid J.E.W. Duysplugin-autotooltip__default onderzoek verricht. Tussenvoorstellen uit 1909 en 1911 om enkele BLO-klassen aan een school voor gewoon lager onderwijs te verbinden, haalden het om financiële redenen niet. Een gerichte actie van de schoolarts, de afdeling Zaanstreek van de vereniging Volksonderwijs en schoolhoofden, waarbij een leerling door het gewoon lager onderwijs systematisch geweigerd werd, leidde niet tot succes.
In 1914 werd wederom een onderzoek gehouden en het aantal potentiële BLO-leerlingen op ongeveer 70 geschat. In 1920 werd op initiatief van de plaatselijke commissie van toezicht nog eens een onderzoek gehouden, waarbij voor het eerst gebruik gemaakt werd van een psychologische test en wel die van Binet-Simon uit 1904.
Deze test was gebaseerd op series vragen gegroepeerd naar kalenderleeftijd. Uitgerekend was hoeveel vragen gemiddeld goed werden beantwoord door kinderen van een bepaalde (kalender)leeftijd. De geestelijke of intellectuele leeftijd werd dan bepaald door de mate waarin een individueel kind van dit gemiddelde afweek wat het aantal goed beantwoorde vragen betrof.
Het gemiddelde quotiënt van kalenderleeftijd en intellectuele leeftijd was 1. Dit getal vermenigvuldigd met 100 leverde een Intelligentie Quotiënt, IQ op van 100. De Franse psychologen Binet en Simon gebruikten als eersten gestandaardiseerde intelligentietests, waarbij zij gebruik maakten van het door de Duitse psycholoog Stern ontwikkelde begrip Intelligentie Quotiënt.
In 1991 heeft dit IQ-begrip een enigszins andere betekenis: afhankelijk van de soort test die men gebruikt, wordt het IQ anders berekend en heeft het een minder absolute betekenis gekregen. Bij het definiëren van leerlingen die voor het BLO-onderwijs in aanmerking kwamen, stelde men in de beginperiode echter nogal scherpe grenzen. Zo kwamen leerlingen met een IQ, dat volgens de Binet-Simon-test lager uitkwam dan 70 in aanmerking voor de debielen-afdeling en leerlingen met een lager IQ dan 60 voor de imbecielen-afdeling. In 1920 werden op eigen initiatief aan één van de lagere scholen een aparte klas gevormd voor achterblijvers.
In 1923 richtte het college van Burgemeester en Wethouders van Zaandam, onder druk van de, nog steeds dezelfde, schoolarts en andere actievoerders zich tot de inspecteur van het buitengewoon lager onderwijs, Dr. Adriaan van Voorthuijsen. Naar hem is de huidige school voor moeilijk lerende kinderen te Zaandam genoemd.
Het college vroeg naar subsidiemogelijkheden om één of twee klassen voor achterlijke kinderen aan een gewone school voor lager onderwijs te verbinden. Van Voorthuijsen wees dit voorstel echter af en adviseerde om een aparte school te stichten. Hij schatte het potentiële aantal BLO-leerlingen op 60 ofwel 1,5% van de totale schoolbevolking.
In 1925 nam het college van Burgemeester en Wethouders van Koog aan de Zaan contact op met het college van Zaandam. Een financiële samenwerking werd mogelijk. In 1926 deden deze gemeenten een verzoek aan de regering voor subsidie. Op 1 januari 1927 startte de school officieel aan de Parkstraat te Zaandam. H. van Calsum, die in Koog vanaf 1921 een speciale klas voor zwakzinnige leerlingen had geleid, werd het eerste hoofd.
Bij de opening telde de school drie debielenklassen en één imbecielenklas. Van Calsum bleef tot zijn overlijden in 1943 hoofd en werd opgevolgd door E. Geerts die van 1944 tot 1955 de scepter zwaaide. Hoofd, respectievelijk directeur, waren nadien de heren Brinkhuis van 1955 tot 1973, H. Stolp vanaf 1974 en Eric Abbink in duo-functie met H. Stolp vanaf 1991.
In juli 1947 werd besloten tot nieuwbouw. De school verhuisde via de Westzijde in Zaandam en het KFC-terrein in Koog aan de Zaan uiteindelijk naar de Slachthuisstraat. Er kwam een scheiding tussen debielen en imbecielen en in 1951 werden twee gebouwen geopend voor de Van Voorthuijsenschool. Eén gebouw voor de moeilijk lerende kinderen, de debielen-afdeling en een apart gebouw voor de zeer moeilijk lerende kinderen, de imbecielen-afdeling. Beide gebouwen zijn in 1990 nog in gebruik.
Vanaf 1 april 1964 ging de afdeling voor zeer moeilijk lerende kinderen als zelfstandige openbare schoolorganisatie verder onder de naam Het Anker. De toen zelfstandige school bleef gevestigd in de oorspronkelijke dependance aan de Slachthuisstraat te Zaandam.
In 1987 kwam er in verband met de groei van de school nieuwbouw bij en werd het oude gedeelte opgeknapt. De heropening vond plaats in 1988. Het zijn de heren Geerts en Rol geweest die zich hebben ingezet voor de realisatie van een eigen afdeling voor de zeer moeilijk lerende kinderen.
Voordat Het Anker zelfstandig werd, gaf J.J. Bertens als leerkracht van de Van Voorthuijsenschool in de periode 1951-1964 leiding aan deze speciale afdeling voor zeer moeilijk lerende kinderen. Het Anker heeft in zijn bestaan twee hoofden cq directeuren gekend en wel de heren Henk ter Vrugte van 1964 tot 1972 en Jaap van Brummelen vanaf 1975. In de tussenliggende periode heeft mevr. C.G. Hertel waargenomen.
Jaap van Brummelen heeft belangrijk bijgedragen aan de integratie van verstandelijk gehandicapte kinderen in de samenleving. Sinds 1975 wordt jaarlijks een samenwerkingsproject met een gewone basisschool uitgevoerd. In het kader van deze projecten gaan leerlingen van Het Anker en de betreffende basisschool gezamenlijk tweemaal in dat projectjaar een weekeinde op schoolreisje. Wekelijks bezoeken leerlingen elkaars scholen.
Ook zijn er speciale lessen over verstandelijk gehandicapten voor het basisonderwijs ontwikkeld, alsmede voorlichtingsmateriaal voor de ouders en andere volwassenen. De Vereniging voor Integratie van Verstandelijk Gehandicapten die nauw aan Het Anker gelieerd is en waarvan ouders, onderwijsgevenden en andere geïnteresseerden lid zijn, verzorgt een belangrijk deel van deze integratie-activiteiten.
Hoewel er regelmatig onenigheid ontstond tussen Zaandam en de omringende gemeenten, werd de Van Voorthuijsenschool uiteindelijk een echte streekschool. De problemen betroffen vooral de verdeling van de extra kosten die niet door rijkssubsidie gedekt werden en fluctuaties in het doorsturen van leerlingen. Dit laatste in verband met de leerlingenaantallen en de teldata. Deze teldata waren, en zijn dat nog steeds, daarom van belang voor de scholen, schoolbesturen en gemeenten, omdat de rijkssubsidie bepaald wordt door het aantal leerlingen dat op deze teldata op de betreffende scholen staat ingeschreven. Later werd de gemeente Zaandam een stuk voortvarender toen het ging om de realisering van een school voor leerlingen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden, de LOM-scholen.
De eerste LOM-school in de Zaanstreek is De Speelman te Zaandam. Deze dateert van mei 1959. Het eerste hoofd was Jetty Hirschel van 1959 tot 1971. Zij is opgevolgd door Chris Blouw, die vanaf 1990 projectleider is van het samenwerkingsverband openbaar basisonderwijs-speciaal onderwijs en sindsdien door Jan Koster wordt waargenomen.
In 1990 bestaan er in Zaanstad tien scholen voor speciaal onderwijs met 930 leerlingen;
In Zaanstad ging in 1988:
In 1980 waren deze percentages nog als volgt:
Er is dus een duidelijke groei te constateren. Dit geldt ook voor de landelijke cijfers. Overigens steekt Zaanstad landelijk niet ongunstig af als het gaat om de doorverwijzing van leerlingen naar het speciaal onderwijs. De volgende getallen illustreren dit gegeven. Bij de betreffende jaartallen staan eerst de landelijke percentages opgenomen voor de totale schoolbevolking (basis- en voortgezet onderwijs), vervolgens die voor het basisonderwijs en als laatste de percentages leerlingen van het voortgezet onderwijs die het speciaal onderwijs bezoeken. De getallen tussen haakjes zijn de Zaanse gegevens.
OMWERKEN NAAR TABEL