Schutterij

De plaatselijke schutterij van 1827 tot 1907, niet te verwarren met de schutterijen van voor de Franse Tijd, die na de Franse bezetting ingelijfd werden in het landsleger. De schutterij had tot taak de orde en rust in de gemeente te handhaven en kon daarnaast dienen ter aanvulling van de krijgsmacht. In deze verschilde de schutterij van na de Franse Tijd nauwelijks met die daarvoor. Ook de recrutering was gelijk: de manschappen waren dienstplichtigen en de officieren waren vrijwilligers.

In 1815 riep Koning Willem I de schutterijen in de noordelijke Nederlanden opnieuw in het leven. Doordat de taken de gezagsverhoudingen en uitrustingen niet waren omschreven, werd de werkelijke heroprichting echter in 1827 geplaatst. In dat jaar werd de Wet op de Schutterijen van kracht, met daarin onder meer de bepaling dat gemeenten met meer dan 2500 inwoners een staande schutterij moesten onderhouden, terwijl gemeenten met minder inwoners een schutterij in ruste moesten hebben.

Dat hield in dat in de Zaanstreek alleen Zaandam een staande schutterij kreeg. De schutterij kon worden ingezet bij volksoproeren, stakingen, bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders en bij het publiekelijk ten uitvoer brengen van lijfstraffen. Ook assisteerde zij bij ordehandhaving wanneer er brand uitgebroken was. De Zaandamse schutterij heeft echter tussen 1843 en 1847 geweigerd bij branden op te treden.

De Zaanse elite had baat bij een sterke schutterij. Het was dan ook geen probleem officieren te vinden. Niet zelden zijn namen van handelaars en fabrikanten onder de officieren van de schutterij te vinden, zoals Vis) Simonsz, Middelhoven, Van de Stadt en Verkade. De officieren benoemden de onderofficieren. Manschappen konden alle mannen tussen 25 en 34 jaar zijn, die door het lot werden aangewezen voor de dienst; vandaar hun naam lote1ingen. Lotelingen konden anderen inhuren als plaatsvervangers.

De schutterij oefende iedere zondag; deelname aan de oefeningen was verplicht. Rond 1890 kreeg de schutterij een exercitie-lokaal in de Zeemansstraat, het Gemeentelijk Gymnastiek Lokaal dat van een schietbaan, een arsenaal en een magazijn voor uitrustingsstukken werd voorzien. Oefenen op zondag stuitte op godsdienstige bezwaren. In 1879 liet de regering weten dat exerceren op zondag zo veel mogelijk vermeden moest worden. In Zaandam exerceerde men op donderdag en later op woensdag. De bewapening van schutters bestond uit een geweer met bajonet. Tot 1854 waren officieren bewapend met een degen, daarna met een sabel. Later kregen zij ook een revolver. De bewapening van onderofficieren bestond uit een geweer met bajonet en een sabel.

Onmisbaar bij de schutterij waren de tamboers en hoornblazers of pijpers. Zij begeleidden de schutters zodat dezen in de maat liepen. Tijdelijk was er sprake van een muziekkorps. Zaandam beschikte een korps tussen 1840 en 1847, een paar jaar na 1867 en in het laatste decennium van het bestaan. De Zaanse schutterij trad in de praktijk nauwelijks handelend op. In de jaren 1830-1834, de jaren van de Belgische Opstand, werden zowel de rustende als staande schutterij opgeroepen. Daardoor ontstond over die jaren inzicht in de omvang van de korpsen.

Uit Zaandam vertrokken 173 mannen, uit Assendelft 40, uit Krommenie 30, uit Wormerveer 30, uit Westzaan 32, uit Koog 28, uit Zaandijk 18, uit Oostzaan 17, uit Wormer 10 en uit Jisp 4. In totaal waren dat 382 schutters op een bevolking van ruim 25.000. De eerste groep uit Zaandam vertrok op 28 oktober 1830, op 11 december gevolgd door de rest. De Zaankanters maakten deel uit van de tweede afdeling Mobiele NoordHollandsche Schutterij van de eerste divisie. Er werd in twee slagen meegevochten: op 12 augustus 1831 bij Leuven en in de slag bij Houthalen. In de laatste slag raakten drie Zaankanters gewond. Een ander drietal streekgenoten kreeg de Militaire Willemsorde. Alle schutters ontvingen bij terugkeer een herdenkingsmedaille. De Zaandamse schutterij keerde terug op 23 augustus 1834, schutters uit de andere dorpen op 30 september. Het grootste deel van de tijd bevonden de troepen zich in kampementen in Noord-Brabant.

Tijdens de spoorwegstaking van 1903 bewaakte de schutterij het station van Zaandam

In 1870 trad de Zaandamse schutterij op in de eigen stad. In verband met vrees voor een cholera-epidemie gelastte het gemeentebestuur de kermis af, hetgeen tot ongeregeldheden leidde. Deze liepen zo uit de hand, dat het nationale leger werd opgeroepen. Zie: Oproeren.

De laatste keer dat de staande schutterij daadwerkelijk optrad was tijdens de Spoorwegstaking van 1903. Schutters bewaakten het station van Zaandam en de spoordijk, maar confrontaties met opstandige spoor-arbeiders bleven uit. In 1905 werd de staande schutterij omgezet in een schutterij in ruste. Twee jaar nadien, op 2 augustus 1907, werd aan alle officieren eervol ontslag verleend. De Zaandamse schutterij kreeg in 1988 onverwacht een opvolger: de Werkgroep Zaandamse Schutterij.

Literatuur