Veekoeken bestaan uit restproducten van vooral de olieslagerij en waren uitermate geschikt als bijvoeding in de winter, bij een tekort aan hooi. Ook toen bij de olieproductie gebruik werd gemaakt van andere technieken zoals wringen, persen en extraheren en toen de klassieke grondstoffen als koolzaad, raapzaad en lijnzaad werden vervangen door bijvoorbeeld kopra, grondnoten en palmpitten, vonden de veekoeken een goede afzet.
De Staatscourant No. 50 uit 1916 bevat o.a de statuten van de naamloze vennootschap olie- en veekoekenfabriek v.h. H. Dekker Jz., te Koog aan de Zaan. Kapitaal f 500.000 aandelen aan toonder van f 5000, waarvan 30 geplaatst en volgestort Directeur de heer H. Dekker Jz.
In 1916 blijkt er bij de handelaren in Veekoeken twijfel bestaat, wie als importeur moet worden beschouwd van de in de basisjaren, ingevoerde goederen, aangezien in deze branche (termijnhandel) de koeken dikwijls meerdere malen worden doorverkocht (c.i.f.) alvorens invoer heeft plaats gevonden.
In 1921 werden 10.500 ton veekoeken via de haven van Zaandam verzonden.
Op 29 januari 1926 werd olie- en veekoekenfabriek De Mol van de firma Wildschut & Co. te Zaandam, staande aan den Wormerringdijk, stilgezet. De stilstand van het bedrijf hield geen verband met slapte in de werkzaamheden. Ongeveer 15 arbeiders zullen ontslagen worden; slechts enkelen kunnen blijven.
Augustus 1940 is het een belangrijk aandeel, dat de olie-industrie in de voedselvoorziening van de veestapel heeft. Duizenden voor- en naslagkoeken konden jaarlijks door de binnenlandse olie-industrie aan de boeren afgeleverd worden. Bovendien zorgde Amerika nog voor de nodige import van dit product. Het is in deze bijzondere tijd van het grootste belang, dat de veestapel, als leverancier van Hollandse melkproducten, in stand gehouden wordt. Dat de olieslagers momenteel dan ook zoeken naar nieuwe mogelijkheden, om een product te leveren, dat weinig of niets ten achter staat bij de bekende veekoeken, mag dan ook een verblijdend teken genoemd worden, en ten overvloede een nieuw bewijs van de geestkracht, die onder een goed deel van de bevolking leeft.
Zie Olieslagerij en -fabricageplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigOlieslagerij en -fabricage
Belangrijke drager van de Zaanse economie, ontstaan in het begin van de 17e eeuw, na 1930 grotendeels verdwenen.
Algemeen
Een olieslagerij was een inrichting waarin door persen olie of vet werd gewonnen uit grondstoffen van plantaardige of dierlijke herkomst. Door pletten of malen, bevochtigen en verwarmen werd het materiaal in de vereiste conditie gebracht. Als men daar vervolgens druk op uitoefende, scheidde de olie zich af van de vaste bestanddelen, die dan als …, Economische geschiedenisplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigEconomische geschiedenis
1. Economische ontwikkeling vóór 1580 (bladzijde 189 en volgende)
2. Economische ontwikkeling van de Zaanstreek in de periode 1580-1800 (bladzijde 192 en volgende)
3. Economische ontwikkeling van de Zaanstreek na 1800 (bladzijde 205 en volgende)
Bij het begin vap elk hoofdstuk is een opgave geplaatst van de behandelde economische sectoren en eventuele andere met het onderwerp samenhangende onderwerpen. Van hoofdstuk 1 treft u de inhoudsopgave hieronder aan. Door midd… geschiedenis 2.6.3. en Veevoederindustrieplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigVeevoederindustrie
Door de aanwezigheid van vele olie- en pelmolens leverde de Zaanstreek al sinds de 17e eeuw veevoeder. De restproducten van vooral olieslagerij cq veekoeken en in mindere mate pellerij-doppen waren uitermate geschikt als bijvoeding in de winter, bij een tekort aan hooi. Ook toen bij de olieproductie gebruik werd gemaakt van andere technieken zoals wringen, persen en extraheren en toen de klassieke grondstoffen zoals koolzaad, raapzaad en lijnzaad werden vervangen door bijvoor….