IJdijken

Het dijkenstelsel dat de oevers van het IJ tegen overstromingen beschermde, in de Zaanstreek officieel Noorder IJ- en Zeedijk geheten. In de straatnaamgeving ontstonden hiervoor, van oost naar west, de namen Zuiddijk, Hogendijk, Westzanerdijk, Overtoom, Nauerna en Assendelver Zeedijk. Pas na de aanleg van de hoge IJdijken en de afdamming van de Zaan werden bebouwing en bewoning van de Zaanoevers mogelijk. De voltooiing van het dijkenstelsel moet aan het eind van de 13e eeuw gedateerd worden.

De bewoners kwamen uit de oudere dorpen, vermoedelijk in de 13e en 14e eeuw. Vast staat dat aan het einde van de 13e eeuw, toen de Amsterdammers van graaf Floris V het tolprivilege ontvingen er langs de Zaan al een omvangrijk stelsel van dijken en dammen bestond. De hoofdlijnen daarvan zijn terug te vinden op de kaart van Joost Jansz. Beeldsnijder uit 1575. Door de kavelsloten kreeg het landschap zijn geometrisch en versnipperd patroon, dat ook heden ten dage nog waarneembaar is.

Toen in 1876 de gedeeltelijke drooglegging van het IJ en de aanleg van het Noordzeekanaal voltooid waren, raakten de IJdijken hun primaire functie kwijt. Grote delen ervan waren op flinke afstand van de oever van het Noordzeekanaal komen te liggen. Zuiddijk en Hogendijk behielden echter hun functie als waterkering. De rest van de Noorder IJ- en Zeedijk, met aan weerszijden land, herinnert als een opmerkelijk monument aan de strijd tegen het water. Automobilisten beseffen wellicht niet dat de vele bochten in de dijk voor een groot deel zijn ontstaan bij dijkherstel na een doorbraak.