Schans

Open of gesloten verdedigingswerk in het veld. Schansen kwamen in heel Europa voor. Bij oorlogsvoering in vooral dunbevolkte gebieden konden zij van groot strategisch belang zijn. In de Zaanstreek, het drassige Zaanse polderland leende zich uitstekend voor verdediging met schansen, waren schansen vooral van belang in de Spaanse tijd. Later, bijvoorbeeld in de Franse tijd, hadden zij meer een wachtpost-functie. Niet alleen de naam de Zaanse Schans herinnert aan de aanwezigheid van schansen in de Zaanstreek, maar ook andere land-, pad- en slootnamen: de Schanssloot te Wormer, Schans, een pad te Zaandijk, Schans als buitendijks land te Zaandam, 't Schanslandt of Schanskamp ter hoogte van de voormalige Kalverschans te Zaandam, Schans of Schansven, een land te Oostzaan.

Schansen waren zowel uitkijkposten en verdedigingswerken, als uitvalsbases voor aanvallen. Zij werden zowel door troepen in Spaanse dienst, als door de Staatse troepen en Vrijbuiters gebruikt. Schansen konden verschillen in kwaliteit en in omvang. De meeste Staatse schansen werden in eerste instantie verdedigd door mensen die er vlak bij woonden. Als zij hun stelling bij een aanval lang genoeg behielden, dan kregen zij veelal versterking uit het achterland van dorpsgenoten, vrijbuiters en/of geregelde troepen. Spaanse schansen werden vanzelfsprekend niet door omwonenden verdedigd, maar er waren wel Hollanders bij betrokken. De schansen werden onder dwang door bewoners opgeworpen en de Spanjaarden maakten gebruik van 'huurtroepen', waar ook Hollanders in zaten.

Het is niet bekend hoeveel schansen er in de Zaanstreek geweest zijn. Ze konden namelijk binnen enkele uren gemaakt worden. Het bouwen van een goede schans kostte echter aanmerkelijk meer tijd. De grootste Staatse schans, de Kalverschans, werd in zes weken tijd opgeworpen. De belangrijkste Spaanse schansen waren (mogelijk is dit geen complete opsomming):

De belangrijkste, mogelijk alle Staatse schansen waren: