Dit is een oude revisie van het document!


Assendelft 20 februari 1879 - 14 september 1936

Burgemeester van Assendelft van 1918 tot 1936, opvolger van zijn vader Klaas Cornelisz de Boer en voorganger van zijn zoon Jan de Boer.

De Boer was zeer begaan met landbouw en veeteelt. Als secretaris-penningmeester maakte hij deel uit van de provinciale regelingscommissie voor de paardenfokkerij in Noord-Holland. Ook nam hij regelmatig deel aan het Concours hippique op Houtrust. In 1926 trad hij toe tot een commissie die zich bezig hield met het in goede banen leiden en bevorderen van een hygiënische melkwinning rond Amsterdam. Bij de in 1927 gehouden verkiezing van hoofdingeland-plaatsvervanger voor het Hoogheemraadschap Noord-Hollands Noorderkwartier werd De Boer verkozen.

De steun-affaire te Assendelft

16 september 1933 omstreeks twee uur was burgemeester De Boer in tegenwoordigheid van agent J. Koomen van de arbeidsbemiddeling, bezig steun uit te betalen aan de werklozen. Inzake de stucadoorstaking te Amsterdam mocht aan een viertal federatiemensen geen steun uitbetaald worden, hetgeen hen bekend was. Nochtans kwamen twee van hen op het kantoor. Toen de burgemeester hen aan het verstand wilde brengen dat zij geen steun kregen, gaf een van hen, Alfons Vermast, de burgemeester een klap in het gezicht, waardoor deze bloedend werd gewond. De andere, Petrus Vermast, maakte van de gelegenheid gebruik een stapel bankbiljetten te stelen en er vandoor te gaan, waardoor de burgemeester zich genoodzaakt zag uitbetaling te staken. De andere werklozen, hierdoor hevig gedupeerd, zetten de dief na en brachten al spoedig al het gestolen geld weerom, na welk intermezzo het uitbetalen van de steungelden rustig voortgang vond.

Tegen ieder der verdachten één jaar cel geëist

Voor de Haarlemse rechtbank stonden op 26 oktober 1933 de twee gebroeders Vermast terecht die op 16 september de burgemeester in het lokaal waar zij steun wilden ontvangen, opzettelijk beledigd en mishandeld hebben, zoals de tenlastelegging luidde. Beklaagden waren in het stempellokaal gekomen, hoewel zij wisten niet meer voor steun in aanmerking te komen. Er lag voor ongeveer ƒ 600 aan bankpapier. Alfons werd in het lokaal opnieuw medegedeeld, dat hij geen steun kon krijgen. Hij zei toen: „Ik moet steun hebben“ en gaf daarop de burgemeester een slag in het gezicht, waardoor deze bloedend onder het oog verwond werd. Petrus pakte het bankpapier weg en ging er mee vandoor. Daarna zijn pogingen aangewend door andere steuntrekkenden, om de broeders te bewegen het geld terug te geven, aan welk verzoek zij tenslotte gevolg gaven.

Van de burgemeester ontvingen zij daarna, uit diens eigen zak enige steun. De burgemeester zou nog gezegd hebben: „Eerst moet het geld terug, dan kunnen jullie straks terug komen”. Bij de behandeling voor de rechtbank oordeelde de president, dat een dergelijke handelwijze van de burgemeester niet geschikt was om het gezag hoog te houden. Petrus zou nog gezegd hebben, dat hij het geld alleen wilde teruggeven, als hij er wat van kon krijgen. De president merkte daarbij op dat hij niet kon begrijpen dat de burgemeester is ingegaan op een voorwaarde door een dief gesteld.

De Officier van Justitie ging de hele geschiedenis nog eens na en merkte daarbij op, dat het tegenwoordig geen unicum is, dat burgemeesters van verschillende plaatsen belast zijn met de steunuitkering. Zij hebben het daarbij vaak zeer moeilijk, omdat het hun dikwijls zo lastig gemaakt wordt. Het is hem echter onbegrijpelijk, dat de burgemeester voorwaarden geaccepteerd heeft, om het gestolen geld maar terug te krijgen. Hij oordeelde een strenge straf voor de daders op haar plaats omdat dergelijke naturen zijns inziens niet in een geordende maatschappij thuis behoren. Hij eiste tegen ieder der verdachten een jaar gevangenisstraf. Uitspraak 9 november 1933.

  • /home/zaanwiki/domains/zaanwiki.nl/private_html/encyclopedie/data/attic/boer1.1600161583.txt.gz
  • Laatst gewijzigd: 2020/09/15 11:19
  • door jan