Dit is een oude revisie van het document!
Nederlandsche Basalt Maatschappij NBM
In 1902 opgericht te Zaandam door S. Prins. Na een interessante en allerminst onbezorgde jeugd kwam Prins, destijds werkzaam als bediende op een handel- en industriekantoor, op toevallige wijze in aanraking met de handel in zand en grind. De eerste opdracht die hij kreeg was de levering van een scheepje rivierzand, groot 35 M3, waarmee hij een bescheiden winst maakte, doch deze winst bekoorde hem meer dan zijn salaris voor kantoorwerk en zo handelde hij sedert 7 november 1902 in zand, grind en bouwmaterialen, onder de naam : S. Prins Dzn in bouwmaterialen.
Na enige jaren, waarbij de zaken zich regelmatig uitbreidden vond hij enkele Zaanse ondernemers bereid om samen een schelpkalkbranderij te kopen en zo startte in 1905 in Zaandam de NV Schelpkalkbranderij het Klaverblad met de productie van schelpkalk. De handel omvatte toen vrijwel alle bouwmaterialen, ook grindhandel voor wegenbouw. Hij ondervond echter een behoorlijke concurrentie bij de handel in basaltslag, een materiaal dat zich bij uitstek leende bij de aanleg van steenslagwegen. Prins reisde enkele malen naar groeves in Duitsland en besloot zelf basalt te importeren, evenals zuilen en stortsteen voor de waterbouw. In verband met deze handel richtte hij in 1912 de NV Nederlandsche Basalt Maatschappij, NBM op.
Gedurende de eerste wereldoorlog was het, ofschoon deze tijd gepaard ging met grote moeilijkheden, toch mogelijk om de invoer van basalt doorgang te laten vinden. Prins slaagde er zelfs in een belangrijk nieuw afzetgebied te vinden ter hoogte van de noordelijke provincies waar in 1919 te Harlingen een bijkantoor werd geopend. De laatste jaren van de oorlog ontstond de noodzaak in Nederland meer wegenbouwwerk te verrichten. Prins achtte de tijd rijp om materieel aan te kopen, de eerste eigen stoomwals werd ingezet op een werk in Hilversum, en al snel volgden nog vier walsen.
In 1921 besloot Prins de exploitatie van basaltgroeven ter hand te nemen, hij stichte in 1921 in Königswinter am Rhein de West-Deutsche Hartstein Gesellschaft mbH op die enige groeven in exploitatie nam. De wegenbouw ontwikkelde zich voorspoedig, nadat hij in 1923 op uitnodiging van de N.V. Bataafse Petroleum Mij. een excursie had gevolgd naar Engeland, werd inzicht verschaft over ‘den modernen asfaltweg’. Deze zienswijze resulteerde in de periode 1924-1926 tot de aanschaf van vier complete asfaltmolens.
Zoals bij vele nieuwe constructies moest de tijd van kinderziekten worden doorgemaakt, alvorens men tot goede resultaten kwam. Dank zij het onvermoeide werken van ingenieurs en technici werden de gebreken die aan de asfaltweg kleefden spoedig weggenomen. Omstreeks 1926 bestond ook in Duitsland veel belangstelling voor ‘den gewalste asfaltweg’. En werd samen met twee Duitse wegenbouwmaatschappijen de Deutsche Strassenbau Gesellschaft mbH opgericht. Onder leiding van Nederlands uitvoerend personeel werden asfaltwegen aangelegd.
Het schepkalkbedrijf ontwikkelde zich in die jaren verre van florissant en werd opgeheven. Op het terrein werd een betonfabriek en een machine-herstelplaats gevestigd. Na Duitsland volde ook in België een maatschappij, de NV Belgische Wegenbouw. De ontwikkeling van het wegennet verliep in 1924 en daarna in een steeds sneller tempo. Veel werk werd aanbesteed en het aantal asfaltinstallaties breidde zich snel uit. In 1934/35 kwam echter de grote terugslag, de eerste noodzakelijke verbeteringen aan rijks- en provinciale wegen waren uitgevoerd, de plannen voor nieuwe trace's moesten voorlopig blijven rusten door de steeds ongunstiger wordende economische toestand. Na enkele magere jaren werd de behoefte aan goede wegen weer groter. Mede dankzij de toename van het wagenpark voor zowel vracht- als personenvervoer.
Prins bleef investeren in het buitenland. In 1938/39 na een studiereis naar Johannesburg Afrika werd de Prins Padbou Maatskappij opgericht. Naast de bedrijfstak wegenbouw werd het bedrijf begin jaren vijftig uitgebreid met een afdeling Utiliteitsbouw, gezien de grote behoefte aan nieuwe woningen en bedrijfsgebouwen na de beëindiging van de tweede wereldoorlog. Prins droeg de dagelijkse leiding van het NBM-concern in de vijftiger jaren over aan zijn zoon Ir. H.D. Prins en aan zijn schoonzoon L.A.W. van Zanten.
In de jaren '70 werd het accent, dat lag op de aanleg van nieuwe wegen, verschoven naar onderhoud en verbeteren van bestaande wegen. De NBM, intussen zetelend in Den Haag, ging regionaler te werk en zo geschiedde het dat men in onderhandeling ging met wegenbouwbedrijven die in hun regio niet alleen een redelijk marktaandeel hadden, maar ook een goede naam hadden. Zo werden de volgende aannemers ingelijfd bij de Verenigde NBM bedrijven:
- Snitjer's aannemings- en wegenbouw maatschappij N.V. te Hellum. - Aug. van Dijck-Petit wegenbouwmaatschappij B.V. - Bergen op Zoom. - B.V. Moderne wegenbouw - Heerlen. - Gelderse Wegen- en Waterbouw (GWW) - Apeldoorn. - B.V. Transport- en Aannemingsbedrijf v/h/ Barendregt B.V. - Den Haag. - Aannemingsbedrijf Van Roosmalen B.V. - Honselersdijk.
September 2000 werd NBM Amstelland N.V. overgenomen door de Koninklijke BAM-groep en gaat men samen verder onder de naam BAM NBM.