Dit is een oude revisie van het document!
Onkerkelijken
Personen die geen kerk aan- hangen en niet tot enige kerkelijke richting behoren. Wat de Zaanstreek betreft kan gesteld wor- den dat ruim de helft der bevolking onkerke- lijk is. In 1976 had Zaanstad 124.800 inwo- ners, waarvan meer dan 63.500 opgaven niet tot een kerkgenootschap te behoren. Sinds- dien is, zoals overal elders, het aantal onker- kelijken absoluut en verhoudingsgewijs toe- genomen. Op de oorzaken van dit laatste wordt hier niet ingegaan. Wel kan worden opgemerkt dat de Zaanstreek relatief een groter aantal onkerke- lijken telt dan elders het geval is. Dat is al langere tijd zo: bij de volkstelling van 1934 werd niet alleen vastgesteld dat Noord-Hol- land de meest onkerkelijke provincie van ons land was, maar bleek ook de Zaanstreek de meest onkerkelijke streek van Noord-Hol- land (Koog had toen met ruim 38 % het grootste percentage niet-kerkelijk-gebonde- nen en werd in commentaren 'de onkerkelijk- ste gemeente van Europa' genoemd). Verscheidenen hebben naar verklaringen van dit verschijnsel gezocht. De sociograaf prof. dr. J.P. Kruijt, van Zaanse origine, noemde in De onkerkelijkheid in Nederland' (Gro- ningen z.j.) onder meer de felle anti-kerkelij- ke stemming tijdens de eerste socialistische beweging onder Domela Nieuwenhuis, Ferdinand Nieuwenhuis. Diens vrije socialisme had veel Zaankanters als aanhanger. Het sterk industriele karakter van de streek was in dit opzicht stellig van in- vloed. Anderen zoeken een verklaring bij de eerdere vrijzinnigheid van doopsgezinden en hervormden. Inderdaad was de geloofsbele- ving in de Zaanstreek van opvallend vrijzin- nige aard; als zeker kan worden aangenomen dat de afkalving van de kerken het eerst on- der vrijzinni gen plaats had. Aten verklaar- de: Men heeft langen tijd niet willen aanne- men dat de latere rustige doopsgezinden, wier aantal aan de Zaan zoo overwegend was, van de zuiver communistische secte der Wederdoopers zouden afstammen (. . _). Mijns inziens is de revolutionnaire onkerke- lijke strooming van de 19e en 20e eeuw een verschijnsel dat verklaard kan worden als voortkomend uit denzelfden aanleg die reeds in de 16e eeuw (in de Zaanstreek) bestond. Bedacht moet tenslotte worden dat tot ver in de 19e eeuw de armenzorg vrijwel uitsluitend door de kerken werd behartigd, dit als door- werking van een plakkaat uit 1649, dat elk kerkgenootschap verplichtte tot het vormen van fondsen voor de steun aan behoeftigen. Betrokkenheid bij (lidmaatschap van) een kerk behelsde vroeger daardoor een bepaalde mate van sociale zekerheid; mede als gevolg hiervan was de onkerkelijkheid uiterst gering of vrijwel nihil. Hoe ver de gevolgen van de kerkelijke armenzorg onverwacht konden gaan, blijkt uit een in 1798 in Zaandam geno- men besluit: van nieuwe (van elders afkom- stige) bewoners werd gevergd dat zij een borgtocht voor het leven overlegden. Deze akte van indemniteit' moest inhouden dat het kerkgenootschap waartoe de nieuwkomer behoorde, zich verbond om hem of haar bij armlastigheid in de toekomst te onderhou- den. Zaanstad mag nu dan overwegend on- kerkelijk zijn, nog geen 200 jaar geleden stelde men er feitelijk de eis dat nieuwe inwoners bij een kerk behoorden!