Door de wet ingesteld orgaan ter behartiging van de economische belangen van industrie, ambacht en dienstverlening. Aanvankelijke benaming Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zaanland: op verzoek van de Kamer op l juli 1988 tot huidige naam gewijzigd.
Aangenomen wordt dat de oorsprong van Kamers van Koophandel (KVK) in Frankrijk is te vinden. In 1599 bestond er in Marseille een stedelijke commissie, die men als voorloper kan beschouwen. Als gevolg van de Franse heerschappij in Nederland (zie: Franse Tijdplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigFranse tijd
De Franse tijd in Nederland duurde van 1795 tot 1813 en was een periode van grote veranderingen. Nederland werd bezet door Franse troepen onder leiding van Napoleon Bonaparte, wat leidde tot economische en politieke veranderingen. De Zaanstreek werd hard getroffen door de Franse bezetting, vooral door het) vond het instituut ook hier ingang. In 1810 bepaalde Napoleon bij Keizerlijk Decreet de oprichting van KVK's in Amsterdam, Rotterdam en Embden en 'in alle overige steden waar dezelve gevraagd en door Ons op het rapport van onze Minister van Binnenlandsche Zaken, in derzelver oprigting zal worden toegestemd.'
Bij de verzelfstandiging van Nederland in 1813 bleven de Kamers bestaan en werd de aanduiding 'Kamer van Koophandel en Fabryken'. De taken van deze Kamers waren voornamelijk beperkt tot het gebied van advisering. Inkomsten werden aanvankelijk verkregen uit opcenten op patentrechten, later door verstrekte gelden van de gemeente van vestiging. Een grote verandering kwam bij de wet van 26 maart 1920. In het gehele land werden KVK's ingesteld. Dit was het gevolg van de instelling van het Handelsregister, waarvan het beheer aan de Kamers werd opgedragen.
De financiële basis werd gevormd door de jaarlijkse bijdragen van de in het register voorkomende bedrijven. Daarnaast kregen de Kamers het recht voor bepaalde werkzaamheden retributies te heffen. Deze werkzaamheden bestaan tegenwoordig uit het verstrekken van uittreksels uit het Handelsregister, de afgifte van Certificaten van Oorsprong, de afgifte van vestigingsvergunningen, het legaliseren van handtekeningen, het in depot nemen van stukken, het doen van onderzoek naar de toelaatbaarheid van een handelsnaam, het verstrekken van inlichtingen uit het Handelsregister enzovoort.
Het toezicht op de Kamers werd opgedragen aan de minister van economische zaken. Bij de Kamers werden afdelingen Grootbedrijf en Kleinbedrijf ingesteld, die in het algemeen evenveel leden telden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog wijzigde de Duitse bezetter de organisatievorm, waarbij provinciale Kamers werden ingesteld. In provincies met meer dan één Kamer, zoals in Noord-Holland, werden er naast een hoofdkwartier in Amsterdam regionale kantoren ingesteld. Per 1 januari 1951 werd de oude toestand hersteld.
In 1843 verzocht de gemeente Zaandam de regering om ter plaatse een Kamer van Koophandelen Fabrieken in te stellen. Dit verzoek werd bij Koninklijk Besluit van 28 april van datzelfde jaar ingewilligd. De Kamer was sterk aan de gemeente gebonden. President werd mr. H.J. Smit, de latere burgemeester van Zaandam. De Kamer vergaderde elke eerste donderdag van de maand 'ten 'Raadhuize dezer Stad', bij welke zittingen 'aan een ieder gelegenheid wordt verleend om zich, in het belang van handel of fabrieken, bij dezelve aan te melden'. Alle leden kwamen uit Zaandam.
In 1851 werd de mogelijkheid geschapen ook leden uit andere gemeenten te benoemen. Als eisen voor het kiesrecht werden gesteld: Nederlanderschap, meerderjarigheid, ingezetenschap der gemeente, en een minimaal vijf jaren durend bestuurderschap van een onderneming. In 1852 werd bij de Zaanlandsche Kamer voor het eerst gebruik gemaakt van de gelegenheid om ook leden van buiten Zaandam te benoemen. De sterke onderlinge verbondenheid met de streek zal hieraan niet vreemd zijn geweest. De verschillen in belang van handel en nijverheid tussen de onderscheidende gemeenten kwamen tot uiting in de aantallen leden die de afzonderlijke gemeenten mochten benoemen.
Als gevolg hiervan was de Kamer Zaanland een van de eerste districtskamers in ons land. Toen de Kamer in 1852 districtskamer werd, dienden leden gekozen te worden uit de onderscheidende gemeenten. Het belang kwam tot uiting in het aantal leden dat uit deze gemeenten afkomstig mocht zijn:
Zaandam 7, Wormerveer 3, Koog aan de Zaan 2, Zaandijk 2, Westzaan 1, Krommenie 2, Oostzaan 1.
De gemeente Oostzaan meende, dat zij te weinig belang had bij de werkzaamheden van de Kamer en trad in 1885 uit. Bij de terugkeer naar de vooroorlogse organisatievorm in januari 1951 werd de gebiedsindeling aangepast. Kamer Zaanland ging de volgende gemeenten omvatten: Assendelft, Jisp, Koog aan de Zaan, Krommenie, Oostzaan, Uitgeest, Westzaan, Wormer, Wormerveer, Wijdewormer, Zaandam en Zaandijk.
Een principiële wijziging deed zich voor in het kiesrecht door de mogelijkheid om werknemers als leden van de Kamer te kunnen benoemen. Dit werd in 1950 wettelijk geregeld. In de loop der jaren nam het aantal werknemers-leden van de Kamers toe tot thans een derde. De indeling in Grootbedrijf en Kleinbedrijf kwam te vervallen. Voor midden- en kleinbedrijf en overige ondernemingen waren geen vastomlijnde criteria aan te geven. Organisaties die zich representatief achten voor een deel van het bedrijfsleven kunnen zich in het jaar vóór een nieuwe zittingsperiode melden bij de Kamer met het verzoek hen in de voordracht aan de Sociaal Economische Raad een benoemingsrecht te geven voor één of meerdere, voor elke geleding beschikbare, zetels.
De minister bepaalde voor Zaanland, dat de volgende takken van handel en nijverheid vertegenwoordigd zouden zijn: industrie, groothandel en tussenpersonen, detailhandel, ambacht, verkeer en verzekeringswezen.
Het totaal aantal leden werd bepaald op dertig, terwijl de Kamer zelf desgewenst ook twee leden kon benoemen. De verdeling werd als volgt vastgesteld: een derde deel van de leden was afkomstig uit de kring der ondernemers op het gebied van het midden- en kleinbedrijf, een derde uit de kring der overige ondernemers en een derde uit de kring der werknemers; de helft hiervan uit midden- en kleinbedrijf en de andere helft uit de overige ondernemingen. De zittingsperiode voor de leden is vier jaar. Zij worden aangewezen door organisaties van het bedrijfsleven in het gebied van de Kamer, die als zodanig een benoemingsrecht van de SER hebben verkregen. Deze wijst de benoemde organisaties aan op voordracht van de Kamer zelf, waarbij als richtsnoer geldt de economische betekenis van een organisatie in het gebied van de Kamer.
De woonplaats van de leden is niet van belang. Verscheidene leden wonen dan ook buiten de Zaanstreek, al vertegenwoordigen zij wel de in de regio gevestigde organisaties. Het bestuur van de Kamer bestaat uit een voorzitter en een aantal ondervoorzitters, afkomstig uit de diverse geledingen der Kamer. De voorzitter kan buiten de kring der leden worden benoemd; is dat niet het geval, dan zijn er tenminste twee ondervoorzitters, anders drie ondervoorzitters. De Zaanse Kamer heeft gebruik gemaakt van haar recht een voorzitter van buiten de kring der leden te benoemen. Daarnaast zijn er zes ondervoorzitters (twee uit elk der drie geledingen werknemers, midden- en klein bedrijf en overige ondernemingen).
De dagelijkse leiding van de Kamer berust bij de secretaris, of indien er meerdere zijn, bij de algemeen secretaris. Secretarissen en personeel vormen samen het secretariaat. In deze benamingen komt nog de Franse invloed tot uiting, want feitelijk bekleedt de algemeen secretaris de positie van directeur.
De taken van de Kamer behelzen: Wetsuitvoerende taken zoals Handelsregister, Colportage, Handelsnaam, Winkelsluiting, Vestiging, Legalisatie handtekeningen, Afgifte certificaten van Oorsprong en het bijhouden van verenigingen- en stichtingenregísters.
Daarnaast vormen voorlichting, promotionele activiteiten en beleidsadvisering onderdeel van de taakstelling. Volgens de wet dient de Kamer de organen van de Staat en van andere openbare lichamen desgevraagd of uit eigen beweging van inlichtingen en advies over zaken, de handel, industrie, ambacht en dienstverlening, haar gebied betreffende, te voorzien. Vanwege de omstandigheid dat overheidsplannen vaak het gebied van de Kamer overschrijden, zijn sinds de laatste wetswijziging in 1983 provinciale samenwerkingsverbanden van Kamers van Koophandel voorgeschreven in provincies met meer dan één Kamer. De Samenwerkende Kamers van Koophandelen Fabrieken in Noord-Holland, waarvan het secretariaat te Amsterdam wordt gevoerd, zijn ontstaan uit ad hoc samenwerking bij grensoverschrijdende ontwikkelingen zoals een streekplan. Om sterker te staan bracht men dan een gezamenlijk standpunt naar voren. Hieruit ontwikkelde zich het orgaan Samenwerkende Kamers van Koophandel in Noord-Holland.
Beleidsadviezen van de Kamer worden voorbereid in commissies, waarin leden van de Kamer en eventuele deskundigen van buiten de kring der leden zitting hebben. Daarna worden zij vastgesteld door het bestuur en - als het om zeer belangrijke zaken gaat - door de ledenvergadering. Deze is in beginsel openbaar. Ingevolge een wettelijke verplichting brengt de Kamer jaarlijks een verslag uit over de toestand van handel en nijverheid in haar gebied, alsmede over de door haar verrichte werkzaamheden en uitgebrachte adviezen. De onderwerpen waarmee de Kamer zich mocht bezighouden waren en zijn in feite onbeperkt. Zij dienen echter te vallen binnen het economische gebied van de Kamer.
Sinds de oprichting in 1843 heeft de Kamer zich met een groot aantal zaken beziggehouden. Veel onderwerpen welke bij de diverse overheden aanhangig zijn gemaakt liggen op het terrein van de tarieven en verbindingen. In de laatste decennia heeft ook de ruimtelijke ordening een grote aandacht vanuit de Kamer verkregen.
Toen omstreeks 1876 het Noordzeekanaal werd gegraven beijverde de Zaanlandsche Kamer zich om een doorgraving naar de Zaan te krijgen. De Zaan is ook een veelvuldig besproken onderwerp met als sleutelwoorden sluizen, bruggen en bevaarbaarheid. De treinaansluitingen met Amsterdam waren omstreeks 1914 onderwerp van een briefwisseling met de Raad van Administratie der Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij. Wanneer de trein naar de Zaanstreek een half uur later zou vertrekken konden de bezoekers van de Amsterdamse graanbeurs tot het eind van de beurstijd aanwezig blijven zonder hun aansluiting te hoeven missen. Het alternatief was twee uur wachten op de volgende trein. Na verloop van tijd kwam er een verandering in de dienstregeling, maar het is niet duidelijk in hoeverre het verzoek van de Zaanse kamer daartoe daadwerkelijk heeft bij gedragen.
Bijzonder ingespannen heeft de Kamer zich voor de oeververbindingen Noordzeekanaalplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigNoordzeekanaal
Kanaal dat Amsterdam sinds 1876 met de Noordzee verbindt. Daartoe werd de duinenkust doorgraven bij Velsen en het vervolgens ontstane IJmuiden. Een sluizencomplex en twee zich ruim 1500 meter in zee uitstrekkende pieren werden tevens aangelegd. Het kanaal, grotendeels met de hand gegraven waar 'Holland op z'n smalst' is, vormt een ruim 26,5 km lange verbinding tussen Noordzee en IJsselmeer en is van grote betekenis, niet alleen voor Amsterdam als havenstad, maar ook voor de Zaans…. Aan het eind van de jaren vijftig in de 20e eeuw zorgde het mede op haar initiatief gevormde Coentunnelcomité, dat deze tunnel eerder gebouwd kon worden dan de Amsterdamse IJtunnel. Later spande de Kamer zich in voor vervanging van de Hembrugplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigHembrug, de
Voormalige spoorbrug over het Noordzeekanaal, tussen Zaandam en Amsterdam. Er zijn twee versies van de Hembrug geweest. De eerste werd gebouwd in 1878, nadat de aanleg al in 1867 in een overeenkomst was vastgelegd. Amsterdam heeft echter langdurig geprobeerd de bouw tegen te houden met het oog op de verwachte belemmering van het scheepvaartverkeer. De stad wenste een veel oostelijker spoorwegverbinding, die over het Noordhollands Kanaal en de Voorzaan zou moeten aansluiten op de bes… door een spoortunnel, wat zowel ten dienste was van het scheepvaartverkeer als in het belang van betere railverbindingen.
Meer recent zijn de acties voor gelijktijdige bouw van een tweede Coentunnel en Wijkertunnel. De aandachtsgebieden in de beleidsadvisering komen tot uiting in de aanduidingen van de commissies, die bestuur en ledenvergadering adviseren over in te nemen standpunten. Er zijn commissies voor: Export, Milieuhygiëne, Verkeer en Vervoer, Detailhandel en Ambacht, Onderwijs en Regionale Economie.
De Kamer behartigt economische belangen ook door vertegenwoordigingen in instellingen en commissies. Zo wijst zij drie hoofdingelanden aan in het Hoogheemraadschapplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigHoogheemraadschappen
Zelfstandige lichamen, opgericht door Provinciale Staten en belast met de waterstaatszorg in een uitgebreid en welomschreven gebied. Ze worden bestuurd door een dijkgraaf en hoogheemraden benevens hoofdingelanden, een college, vergelijkbaar met dat van de burgemeester, wethouders en raadsleden die tezamen een gemeente besturen. (Zie van de Uitwaterende Sluizen in Kennemerland en West-Friesland in Edam, waar de kwaliteit van het oppervlaktewater in de regio wordt bewaakt. Met regionale gemeenten heeft veel overleg plaats. De Kamer bepleitte destijds de vorming van Zaanstaplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigSamenvoeging
In de Zaanstreek zijn herhaaldelijk samenvoegingsplannen voorgesteld; een aantal daarvan werd ook daadwerkelijk uitgevoerd. Daarnaast is de samenvoeging van Krommenie en Krommeniedijk bekend in 1816. Het bekendst is de samenvoeging in de Franse tijd tot de stad Zaandam in 1811 en die tot Zaanstad in 1974.d, waarin Assendelft, Koog aan de Zaan, Krommenie, Zaandam, Zaandijk, Westzaan en Wormerveer zijn opgegaan.
Met Zaanstad, veruit de grootste gemeente van het door de Kamer gedekte district, hebben de meeste contacten plaats, zowel in formele zin in gemengde commissies overheidbedrijfsleven als daarbuiten. Voor de Kamer is als wettelijk ingestelde belangenbehartiger van het bedrijfsleven een ruim werkgebied weggelegd. De jaarverslagen getuigen van de wijze waarop zij aan haar wettelijke taak in de huidige tijd vorm weet te geven.
De voorzitters vanaf 1843 waren:
In de tijd van de splitsing der Kamer in twee afdelingen kenden die eveneens voorzitters. Dit was het tijdvak 1922-1942. Voorzitter van de afdeling Kleinbedrijf was deze volle periode J.C. Fermie; voorzitters afdeling Grootbedrijf waren:
In de loop der jaren is de wijze van samenstelling van de Kamer verder gedemocratiseerd. De ledenlijsten uit het verleden laten in belangrijke mate aflezen welke bedrijven in de Zaanstreek toonaangevend waren. Men komt vaak dezelfde familienamen tegen. Bij de instelling van de Kamer in 1843 werden als lid benoemd:
mr. H.J. Smit (president), C. de Koning (vice-president), P. Corver Az., J .W. Warnsink jr., P. ten Kate, L. Ebmeijer, M. van Orden, P.S. van der Goot en H. Vis.
Secretarissen vanaf 1843 waren:
Vanaf 1922 kent de Kamer de functie van adjunct-secretaris (door invoering van de titel algemeen secretaris in 1964 geëvolueerd tot secretaris) vervuld door:
Recordhouder in 'dienstjaren' als lid van de Kamer is J.A.E. Verkade, die van 1907 tot 1950 van deze instelling deel uitmaakte, waarvan liefst 34 jaar als voorzitter. Wormerveerder D. Zwart volgt met 37 Kamerjaren (1947-1984).
Hoe belangrijk de houthandel voor de streek, en met name voor Zaandam was, blijkt uit de talrijke uit die bedrijfstak afkomstige leden zoals:
Zie ook: Economische geschiedenisplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigEconomische geschiedenis
1. Economische ontwikkeling vóór 1580 (bladzijde 189 en volgende)
2. Economische ontwikkeling van de Zaanstreek in de periode 1580-1800 (bladzijde 192 en volgende)
3. Economische ontwikkeling van de Zaanstreek na 1800 (bladzijde 205 en volgende)
Bij het begin vap elk hoofdstuk is een opgave geplaatst van de behandelde economische sectoren en eventuele andere met het onderwerp samenhangende onderwerpen. Van hoofdstuk 1 treft u de inhoudsopgave hieronder aan. Door midd… geschiedenis 3.2.3.
C. van Dalsem