Boenwal
Houten planken vloer (beun) of steiger aan de kant van het water, ook boenstoep of walstoep genoemd. Vrijwel ieder huis in de Zaanstreek had een boenwal, waar emmers en vaten werden geboend, en de was en de afwas werden gedaan. Dit was bijzonder onhygiënisch; dikwijls stond onmiddellijk naast de boenwal het pleetje. Vanaf het midden van de 19e eeuw kreeg men oog voor deze ongezonde situatie. Artsen beijverden zich om de Zaanstreek zo snel mogelijk aangesloten te krijgen op de waterleiding. Het (duin)leidingwater zou dan voor consumptie zijn, de afwas moest worden gedaan in de regenton (tot dan toe kwam daar het drinkwater uit) terwijl de was vooralsnog in de sloot vanaf de boenwal moest worden gedaan. Dat daaraan ook andere risico's waren verbonden bleek in 1889, toen de Koogse dienstbode Trijntje Nieuwstad van een boenwalletje afviel en verdronk. Na de aanleg van de waterleiding en het gaandeweg beschikbaar komen van meer leidingwater werden de boenwallen steeds minder gebruikt. Aangezien ook steeds meer sloten werden gedempt verdwenen de boenwallen volledig uit het straatbeeld.