Leeghwater, Jan Adriaensz.
De Rijp 1574 - Amsterdam 1650
Jan Adriaensz Leeghwater, schrijver, letterkundige, architect, landmeter, molenmaker, molenmeester, timmerman, uitvinder, ingenieur en befaamd waterbouwkundige die van groot belang is geweest bij de droogmakingplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigPolders
Een polder is een uitgestrektheid land, of een complex gronden, omsloten door dijken of kaden, waardoor het van het (meestal) hoger staande buitenwater - dit is buiten de dijken of kaden - is afgesloten. Alle sloten en vaarten binnen de polder hebben in het algemeen een gemeenschappelijke waterstand; de meest gewenste waterstand wordt het polderpeil genoemd. Men tracht dit polderpeil te onderhouden door bemaling of uitwatering, in gevallen dat de waterstand ten gevolge van neerslag te h… van de grote meren in Noord-Holland, zoals Beemster, Purmer, Wormer, Heer-Hugowaard, Schermer en Starnmeer.
Jan Adriaanszoon Leeghwater heeft een aantal zonen gehad. Eén van de mannelijke nakomelingen die zijn naam droeg heeft het tot doopsgezind predikant, 'vermaner', gebracht te Zaandijk. Daar is in de eerste helft van de vorige eeuw ook de laatste afstammeling die de naam Leeghwater droeg, kinderloos overleden.
Jan Adriaansz, die pas na 1611 de naam Leeghwater is gaan gebruiken, toen hij de droogmaking van de Beemster bijna geklaard had, heeft zich van de schrijfwijze niet veel aangetrokken. Hij heeft brieven ondertekend zowel met Leegwater, als met Leeghwater en Leechwater. Tijdgenoten van hem schreven ook wel Laechwater. Het is vrij zeker dat zijn naam oorspronkelijk als scheldnaam was bedoeld: de Rijpers uit zijn geboortedorp, die op de visvangst waren aangewezen, eerden hem niet bijzonder als grootheid omdat hij zich met het leegmalen van hun viswater, het Beemstermeer, heeft bezig gehouden.
In het door zijn koophandel, nering en haringrederij bloeiende dorp De Rijp bestond de Rijperkring, gevormd door schrijvers en dichters. Van deze kring was ook Leeghwater lid. Behalve als letterkundige is Leeghwater vooral bekend geworden en gebleven door zijn werktuigkundige talenten.
In 1607 begon zijn bemoeienis met de drooglegging van de Beemster. Leeghwater was aanvankelijk timmerman en molenmaker, maar toonde al vroeg een grote vindingrijkheid. Hij was betrokken bij de uitvinding van de vijzelmolen, indertijd een belangrijke technische vernieuwing, waarvan hij ook bij droogmakingen gebruik gemaakt heeft. Dit werk zou hem enkele tientallen jaren bezighouden.
Intussen ontwierp hij ook verschillende bouwwerken, waarvan de raadhuizen in De Rijp, Graft en Jisp nog steeds getuigen. In 1640 vestigde hij zijn timmerwerf bij de Haarlemmerpoort in Amsterdam. Bekendheid verwierf hij toen ook door de publicatie van het Haarlemmer-Meer-Boeck, een pleidooi voor de drooglegging van dit zeer uitgestrekte meer. Zijn faam ging over de grenzen en hij werd uitgenodigd om moerassen in Holstein, Lotharingen en Zuid-Frankrijk droog te leggen. De Haarlemmermeer is overigens pas twee eeuwen later, tussen 1848 en 1851, met stoomkracht drooggemalen.
Later, toen hij naar Amsterdam verhuisd was, waar hij in 1650 zou overlijden, maakte hij ook een ontwerp voor de toren van de Nieuwe Kerk, die echter nooit gebouwd is om de architectuur van het nabijgelegen Raadhuis, het paleis op de Dam, waar hij overigens metselaar van was geweest, niet te schaden. Muzikaal was hij ook, hij maakte carillons voor de Zuider- en de Westertoren, die uiteindelijk niet helemaal zuiver klonken en later omgesmolten zijn. Van prins Maurits kreeg hij een octrooi-recht op de in die tijd door hem en slechts zeer weinig anderen beoefende kunst van het onderwater-zwemmen. In 1605 ontwikkelde hij de waterconste, feitelijk de eerste duikerklok waarmee hij zag kans drie kwartier onder water te blijven.
In 1654, vier jaar na Leeghwater's dood, werd de Rijp geteisterd door een enorme brand die tweederde van het dorp in de as legde. Het raadhuis uit 1630, waarvan Leeghwater de bouwmeester was, bleef als door een wonder gespaard. Het staat er nu nog. In de dorpskern zijn tal van panden uiterlijk in de zeventiende eeuwse stijl teruggerestaureerd.
Postuum verscheen van hem in 1694 'Een cleyne chronycke van de dorpen Graft en De Rijp', waarin hij het wel en wee van zijn geboortegrond te boek heeft gesteld.
In 1968 werd de ooit door Leeghwater geconstrueerde molen De Zoeker van z'n plek getakeld om ruimte te maken voor woningbouw in het Zaandijker Rooswijk. Een unicum voor Zaandijk, want nergens ter wereld was ooit eerder een molen door de lucht getransporteerd. De oliemolen vond na de nachtelijke verhuizing haar heil elders op hemelsbreed een kilometer afstand in openluchtmuseum de Zaanse Schans.
Leeghwater had een doopsgezindplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigDoopsgezinden (Doopsgezinde gemeenten)
Protestants kerkgenootschap, broederschap, van grote betekenis in de Zaanse geschiedenis, zowel doordat de ondernemersstand sinds de 17e eeuw overwegend doopsgezind was als door het feit dat de leefgewoonten der doopsgezinden een stempel drukten op de streekmentaliteit. Zaans nageslacht, waarover Gerrit Jan Honigplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigHonig, Gerrit Jan
Zaandijk 24 november 1864 - Zaandijk 22 augustus 1955
Zaans historicus. Gerrit Jan Honig, zoon van Jacob Jansz Honig Jr en Neeltje Mulder, moet als kind al belangstelling voor de geschiedenis van de Zaanstreek hebben gekregen. Hij werd directeur van een boekhandel en drukkerij publiceerde in De Zaende, 1949.
Download hier het complete Haerlemmermeerboeck.