Stad Jbz, Pieter van der
Zaandijk, 28 april 1850 - Vlissingen, 4 april 1905
Pieter van der Stad Jbz, zoon van Jacob van der Stad, timmerman, en Aagje Schipper, huisvrouw, was één van de figuren uit de beginperiode van het socialisme, die gedurende enkele jaren in het middelpunt van de activiteit stonden, maar even snel van het toneel verdwenen als zij opgekomen waren. Hij was een socialistisch redenaar, leidende figuur binnen de Zaanse Sociaal Democratische Bond SDB, zie: Socialismeplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigSocialisme
Politieke stroming, strevend naar een maatschappijvorm waarin niet, zoals in het 19e-eeuwse kapitalisme, het bezit, maar de arbeid centraal staat en onder meer gericht op gelijke ontwikkelingskansen voor alle leden van de gemeenschap. Het socialisme is sinds de tweede helft van de 19e eeuw van zeer grote en wijd verbreide invloed, ook in Nederland. De Zaanstreek had lange tijd de naam 3.1 en 4.1.
Pieter van der Stad kreeg als machinist een vaste baan bij Bloemendaal en Laanplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigBloemendaal en Laan
Voormalig oliebedrijf in Wormerveer en rijstpellerij in Wormer. Opgericht in 1872, beëindigd in 1966. De oprichters waren Frederik Bloemendaal en zijn jongere halfbroers Remmert en Jan Adriaan Laan. Hun moeder, Elisabeth Avis, was eerst getrouwd met de Krommenieër zeildoekfabrikant Gerrit Bloemendaal en na diens overlijden met Adriaan Laan, firmant van Wessanen en Laan, die in 1851 overleed. in Wormerveer. In 1885 verliet hij de streek om in Amsterdam de slecht betaalde functie van conciërge van het nieuwe afdelings-gebouw te vervullen. Hij trad ook na zijn vertrek uit de Zaanstreek als spreker op. Voorts was hij hoofdbestuurder van de Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht, Bond voor AK en S. Daarnaast werd hij bierhandelaar. Dit beroep heeft hij tussen 1887 en 1889 ook te Koog uitgeoefend.
Hij dankte zijn kortstondige reputatie in de jaren 1884 tot 1888 aan zijn sprekersgaven. Vliegen typeert hem als een 'mooie, grote, frisse, jonge kerel, met prachtig stemgeluid, majestueus gebaar en een talent van voordracht, zoals 't maar zelden wordt gevonden. Zijn zeggingskracht was ongeëvenaard. In de woelige, hartstochtelijke tijd, van 1885-1887, was hij in de grote volksvergaderingen de gezochte figuur.'
Hij wist zijn idealisme goed te verwoorden in speeches en voordrachten van zijn eigen socialistische gedichten en was een geliefd spreker binnen en buiten de Zaanstreek. Nadat hij wegens het beledigen van de Tweede Kamer twee weken in de gevangenis had gezeten, werd hij aan een baan geholpen bij de scheepswerf De Schelde te Vlissingen. Daar werd hij een vooraanstaand lid van de plaatselijke SDB. Hoewel hij met Ferdinand Domela Nieuwenhuisplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigDomela Nieuwenhuis, Ferdinand
Amsterdam 31 december 1846 – Hilversum 18 november 1919
Nederlands socialist, feitelijk leider van de in 1881 opgerichte Sociaal Democratische Bond.
Van 1870 tot 1879 was Domela Nieuwenhuis Luthers predikant, achtereenvolgens in Harlingen, Beverwijk en Den Haag. Als zodanig bleek hij al een verklaard anti-militarist en een ijverig voorstander van de omstreeks 1870 ontstane internationale vredesbeweging. In 1879 trad hij uit de kerk en begon hij de uitgave van … gebroken had, ontwikkelde hij zich steeds meer in de richting van het anarchisme. Na conflicten werd hij uit de Vlissingse SDB gestoten.
Van der Stad sprak op 15 februari 1884 in Amsterdam tegen de wet op de nationale militie, de bloedwet, die hij als een nationale ramp aanduidde. In hetzelfde jaar sprak hij op de grote demonstratie voor algemeen kiesrecht van 14 september in Den Haag over 'Door algemeen stemrecht tot beterschap uit druk en ellende, ook als brochure verschenen te Den Haag 1884; op 20 september 1885 eveneens in Den Haag op de grote kiesrechtdemonstratie van de Nederlandsche Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht, samengevat in Vliegen, I, 135-138, en in hetzelfde jaar op de vergadering aan de vooravond van het congres van de SDB in het Volkspark te Amsterdam.
's Avonds vóór de veroordeling van Ferdinand Domela Nieuwenhuis, op 9 juni 1886, sprak hij in het Haagse Walhalla over de vervolgingen van de socialisten. Deze vergadering werd halverwege door de politie verboden. Op 20 juni voerde hij op een protestvergadering in Amsterdam het woord. In de nacht van 30 op 31 juli, enkele dagen na het Palingoproer, werd hij gearresteerd op het vermoeden samen met J.A. Fortuijn de oproep 'Aan de Amsterdamsche burgerij!' te hebben geschreven, waarin tot wederspannigheid tegen de politie en de militaire macht werd opgezet.
Pas twee maanden later besloot de rechtbank hen te ontslaan, omdat zij geen termen vond om hen te vervolgen. Maar aangezien de officier van justitie zich daartegen verzette, bleven beiden tot 7 oktober in voorarrest. De zaak werd toch vervolgd en op 5 november werden zij tot zes maanden gevangenisstraf veroordeeld met aftrek van de preventieve hechtenis. Het gerechtshof bevestigde dit vonnis in hoger beroep, maar de Hooge Raad vernietigde het en ontsloeg beide verdachten van alle rechtsvervolging.
Op de begroetingsbijeenkomst voor B. van Ommeren, na diens ontslag uit de gevangenis, in januari 1887 in het Volkspark sprak Van der Stad samen met Domela Nieuwenhuis. Bij de beruchte Oranjefurie van februari 1887, waarbij het koffiehuis van P.J. Penning op het Waterlooplein vernield werd en ook Van der Stad verwondingen opliep, werd proces-verbaal tegen hem opgemaakt, zonder dat het echter tot een vervolging kwam.
Op de grote meeting in het Volkspark op 9 juni 1887, de eerste massabetoging na de Oranjefurie, waarop geprotesteerd werd tegen de vervolging van de al dan niet vermeende schuldigen aan het Palingoproer, sprak hij samen met C. Croll en Fortuijn. Ook tijdens de massale bijeenkomst waarop, op 4 september 1887, Domela Nieuwenhuis na zijn invrijheidstelling in het Volkspark werd begroet, was hij één van de sprekers. In deze tijd stond hij op het hoogtepunt van zijn roem.
In 1888 maakte Van der Stad in de verkiezingstijd een grote propagandatocht door de noordelijke provincies. In hetzelfde jaar was hij als vertegenwoordiger van de ijzer- en metaalbewerkers éé van de negen Nederlanders, die het internationaal congres van vakverenigingen te Londen bijwoonden. In het vakverenigingsleven heeft hij echter geen belangrijke plaats ingenomen. Hij was aanvankelijk lid van het Algemeen Nederlandsch Werklieden-Verbond, maar sloot zich in 1882 bij de SDB aan.
Hij werd voorzitter van de eerste sectie van de afdeling Zaanstreek van de SDB, maar trad af, volgens C.J. van Raaij omdat men niet in alles zijn zin wilde volgen. Later bedankte hij ook als lid. In 1885 werd hij hoofdbestuurslid van de Nederlandsche Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht. Van Raaij rekende hem in 1886 met W.P.G. Helsdingen, J.A. Fortuijn en Domela Nieuwenhuis tot de leiders van de Bond, maar sprak overigens met weinig waardering over hem. Het oordeel van Vliegen is evenmin onverdeeld gunstig. Van der Stad is ook in 1889 nog als spreker opgetreden. Een spreekbeurt in maart 1889 in Leiden kon niet doorgaan, omdat een tierende menigte het vergaderlokaal in een ruïne veranderde. Toen hij in een openbare vergadering in Wolvega de leden van de Tweede Kamer, met uitzondering van Domela Nieuwenhuis, voor 99 schoeljes had uitgemaakt, veroordeelde de rechtbank te Heerenveen hem tot twee maanden gevangenisstraf, die in hoger beroep door het gerechtshof te Leeuwarden tot twee weken werd teruggebracht.
Toen in een ander proces uitkwam dat Van der Stad een intieme verhouding had met de vrouw van een zekere Hendrik Visser en hij zich op een gegeven moment bijzonder laf gedragen had, kwam hij buiten de beweging te staan. Bovendien maakte hij zich waarschijnlijk schuldig aan drankmisbruik. Uit de woorden die Domela Nieuwenhuis na de dood van Van der Stad gebruikte, zou men kunnen destilleren dat de rol van propagandist Van der Stad boven het hoofd was gegroeid.
Nadat hij zijn straf had uitgezeten, kreeg Van der Stad in november 1889 via de oude, door Domela Nieuwenhuis ingeschakelde socialist Lodewijk Mieremet in Vlissingen werk aan de scheepswerf de Schelde in de reparatiewerkplaats als bankwerker. Terwijl de directeur van de werf zijn commissarissen verzekerde dat Van der Stad had beloofd op generlei wijze propaganda te maken voor zijn denkbeelden, verzekerde deze het omgekeerde aan de Nederlandse socialisten. Hoe het zij, in 1891 kon hij met kapitaal dat hem door de Schelde was verstrekt een eigen fabriekje oprichten, dat metallieke pakkingen produceerde. Aanvankelijk leverde hij aan 'de Schelde', maar later sloot hij ook contracten af met de rijks- en lokale overheden.
Met Domela Nieuwenhuis brak hij in 1890, omdat hij zich onheus behandeld voelde. Van der Stad werd een vooraanstaand lid van de Vlissingse afdeling van de SDB. Hij won in juli 1891 het hart van de afdeling door tijdens een voorstelling in het Middelburgse Schuttershof zo hard mogelijk op een fluitje te blazen, toen een toneelspeler die wijlen Willem III moest voorstellen, op het toneel verscheen.
Gaandeweg ontwikkelde Van der Stad zich in anarchistische richting. Een eerste aanduiding daarvoor was dat hij geabonneerd bleef op het blad Licht en Waarheid, toen dit door de drukker C. Hagedoorn gekaapt was en in individualistisch-anarchistische richting verder werd geredigeerd in het voorjaar van 1891. Toen J.K. van der Veer zich in Zeeland vestigde, ontstond er rond Van der Stad en Mieremet in 1894 een oppositie tegen hem, niet alleen vanwege het branie-achtige optreden van Van der Veer maar ook omdat deze niet zo anti-parlementair bleek als de voorstanders van de motie Hoogezand-Sappemeer wel wensten. Door deze oppositie kwam Van der Stad in aanvaring met voorstanders van het blad De Toekomst.
Nadat hij in 1894 zich al eens had moeten verweren tegen aantijgingen van oranjegezindheid, klaagde hij eind 1897 tweemaal de drukker C. de Voogd en de bureauredacteur J.L.A. de Lange van De Toekomst aan wegens smaad en belediging. Beiden werden tot fikse geldboetes veroordeeld. Dat betekende voor Van der Stad dat hij uit de Vlissingse beweging werd buitengesloten. Hij bleef zichzelf evenwel altijd als socialist zien, hetgeen onder meer bleek uit de wijze waarop hij in 1901 de instelling van Kamers van Arbeid in Vlissingen afkeurde.
Literatuur:
- C.J. van Raaij, Mijn afscheid van den Sociaal-Democratischen Bond (Den Haag 1886);
- Bymholt, Geschiedenis;
- Vliegen, Dageraad I-II;
- Middelburgsche Courant, 5.7.1889;
- De Vrije Socialist, 8.4.1905;
- De Toekomst, 8.4.1905;
- F. Domela Nieuwenhuis, Van christen tot anarchist (Amsterdam 1910);
- J.A. Nieuwenhuis, Uit den tijd der voortrekkers (Amsterdam 1927);
- J.A. Nieuwenhuis, Een halve eeuw onder socialisten (Zeist 1933);
- P.J. Meertens, 'Stad Jbz. (Pieter van der Stad)' in: Mededelingenblad, nr. 32, mei 1967, 22-24.
- Auteur: P.J. Meertens en Bert Altena
- Bron o.a. Biografisch Portaal