Turfstekerij
Nijverheid, het winnen van turf uit veen. Vroeger was turf de belangrijkste brandstof. Turf is in feite gedroogd veen. In de Zaanstreek werden uitsluitend steekturf en baggerturf gewonnen; de kwaliteit van beide soorten liet echter veel te wensen over. Met uitzondering van de Assendelver Veenpolder (zie hierna) is er in de Zaanstreek nooit op grote schaal turf gewonnen. Voor uitvoer was de Zaanse turf van te slechte kwaliteit en ook te moeilijk winbaar.
Waarschijnlijk heeft men hier reeds vanaf de middeleeuwse bewoning steeds ook turf moeten invoeren. Ofschoon de turfwinning dus van weinig belang was, zal het Zaanse landschap er zeker door beïnvloed zijn. Mogelijk is een aantal sloten ontstaan door de turfstekerij. De naam Hanepatter Dobbe zoals de Sluissloot naast het Hanenpad eind 19e eeuw nog wel genoemd werd, verwijst naar de turfstekerij, een dobbe is een voor de veenderij gegraven sloot.
In Jisp waren in de 17e eeuw zeker personen die het beroep van turfsteker uitoefenden. Daar nam de stekerij zulke grote vormen aan, dat er schade aan de bestaande landerijen werd toegebracht. De Baljuw van Kennemerland verbood dan ook in de banne te kleven. Dit gold zowel voor de stekerij vanaf schuiten met de baggerbeugel als voor het afsteken van land. Op 31 maart 1674 vielen de burgemeesters en gemene vroedschappen van de banne Jisp hem bij: het trekken en maken van turf werd verboden.
Ook ten oosten van Oostzaan vond turfstekerij op betrekkelijk grote schaal plaats, mogelijk van de 16e tot in de 19e eeuw. Voor de Zuiderpolder te Assendelft gaf het Staatsbewind van de Bataafse Republiek in 1804 een vergunning af om een terrein van 300 morgen te vervenen. De turfstekerij moet hier wel in hoog tempo hebben plaatsgevonden, want er ontstond al vrij snel een vrijwel aaneengesloten wateroppervlakte.
Veertig jaar later, in 1845, werd besloten deze plas in de Zuiderpolder afzonderlijk in te polderen. Hierdoor ontstond onder de naam Drooggemaakte Veenpolder een zelfstandig waterschap van ruim 300 hectare. In 1848 werd hier het eerste nieuwe land uitgegeven. Uit de impostboeken, belasting, valt enige duidelijkheid te krijgen over het verbruik van turf in de Zaanstreek, niet over de plaatselijke productie. De impost heeft tijden lang een stuiver op een ton bedragen. In 1817 leverde de impost de gemeente Zaandam f 2700 op. In totaal werd 54.000 ton belast.
De overgang van de impost-heffing door particulieren naar de gemeente is geleidelijk verlopen. In 1794 kreeg de Nederlands-hervormde gemeente het recht op de impost. In 1804 wezen doopsgezinden erop dat dat niet strookte met de scheiding van staat en kerk, noch met de gelijkschakeling van alle kerken. De impost-heffing verviel toen aan de gemeente, waarbij een overgangsregeling met betrekking tot het onderhoud van de kerk overeengekomen werd.
De baggerturf is tot in de 20e eeuw, met name ook in de Eerste en Tweede Wereldoorlog in de hele Zaanstreek gewonnen. Hiervoor werd turf gestoken van uit de sloten gebaggerd materiaal. Deze turf was van inferieure kwaliteit en brandde aanzienlijk slechter dan de uit de veenkoloniën afkomstige hoogveenturf. Zie ook: Landschappenplugin-autotooltip__default 2 en Economische geschiedenis 1.1.1.