Weide-watermolens
Kleine molens in het (Zaanse) weidegebied, die de afzonderlijke percelen grond min of meer droogmalen. De tussen de sloten in het slagenlandschap liggende 'landjes' zijn zeer laag omdijkt. De houten weidemolentjes behoren tot de familie der wipmolens. Ze hebben een staart van waaiervormig schotwerk, die het draaibare bovenhuis, met daaraan de wieken op de wind houdt. Voor het kruien is dus geen menselijke bediening nodig. Ze worden ten onrechte ook wel 'petmolens' genoemd, naar de (grotere) werktuigen die voor de vroegere witpapiermolens het water uit een pet (= put) oppompten. De weidemolentjes werken echter niet als pomp', ze herbergen slechts een door de koker gaande spil, met aan het ondereinde vier horizontale bladen, die zich onder water in een cirkelvormige kuip bevinden. De spil wordt door middel van een bonkelaartje (waarvan de kammen in het bovenwiel van de molenas grijpen) aangedreven. Door het malen wordt het water in de kuip opgestuwd door een schuin naar boven gerichte houten koker, die uitmondt in het buitenwater. Een klep zorgt dat dit buitenwater niet via de koker kan terugstromen.
Alles gaat automatisch in zijn werk, al vraagt het onderhoud en, bij harde wind, de bediening der wieken wel enige zorg. Vandaar dat de houten weidemolentjes gaandeweg verdrongen werden door eenvoudiger ijzeren molentjes van verschillende makelij, die bijna geen toezicht en onderhoud behoeven. De meestal groen geverfde houten exemplaren waarvan er nog wel een aantal resteert - stofferen het polderland ontegenzeggelijk op aantrekkelijker wijze dan hun ijzeren vervangers.