Kanobouw
(Neven)activiteit van diverse jacht- en scheepswerven. Eind jaren twintig/begin jaren dertig van de 20e eeuw ontstaan, toen bij de jeugd de populariteit van de Kanosportplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigKanosport
Het zich op water voortbewegen door middel van een kano. Spaans: canoa is algemene benaming voor een licht, smal en doorgaans geheel open vaartuig, oorspronkelijk gemaakt van een open houten geraamte en overtrokken met dierenhuid of zeildoek. Of geheel uit een boomstam uitgehold, later vooral uit kunststof gefabriceerd, waarbij in tegenstelling tot bij het roeien de kanoër zich op een vast steunvlak bevindt, met het gezicht in de vaarrichting kijkt en de peddel los in de hand houdt. plotseling sterk toenam (enigszins vergelijkbaar met de latere 'surfplank-koorts').
Na deze hausse verdwenen de meeste kanowerven weer. Slechts een klein aantal gespecialiseerde werven konden zich handhaven. Met de komst van de bouw van kunststofboten gingen deze over op ander werk (onder andere Jachtbouwplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigJachtbouw
De Scheepsbouw aan de Zaan was in de 17e- en in het begin van de 18e eeuw van zeer groot belang. (zie aldaar en Economische geschiedenis geschiedenis 1.2.2. en 2.5.1.).
Tientallen werven bouwden schepen voor zowel de handelsvaart als de Marine. Economisch verval was oorzaak dat veel werven in de tweede helft van de 18e eeuw geleidelijk werden gesloten. Tijdens de Franse bezetting verdwenen ze allemaal. Omstreeks die tijd zeilden Zaanse kooplieden gewoonlijk met hun eigen 'jagt' naar…). Tegenwoordig is de kanobouw geheel uit de Zaanstreek verdwenen.
Ontwikkeling
Rond 1930 werd de kanosport populair en werden diverse verenigingen opgericht (zie: Kanosportplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigKanosport
Het zich op water voortbewegen door middel van een kano. Spaans: canoa is algemene benaming voor een licht, smal en doorgaans geheel open vaartuig, oorspronkelijk gemaakt van een open houten geraamte en overtrokken met dierenhuid of zeildoek. Of geheel uit een boomstam uitgehold, later vooral uit kunststof gefabriceerd, waarbij in tegenstelling tot bij het roeien de kanoër zich op een vast steunvlak bevindt, met het gezicht in de vaarrichting kijkt en de peddel los in de hand houdt.). Deze ontwikkeling volgend ontstond een aantal kanowerven en fabrieken zoals Baerveldt & Stapel (BS kano's), 't Visschershop (firma Kraaier), Vens & Husslage (Venhus kano's), Houwertjes, Gras, Schagen & van 't Hof, Runeman-de Wit (RUWI kano's), Huig Klingers, Langeberg. Deze bouwden elk hun eigen modellen. waarvoor hevig reclame werd gemaakt. Slogans als 'kloeke bouw', 'zeewaardig' en 'omslaan zo goed als onmogelijk' deden opgang.
Het bouwmateriaal was een andere aanbeveling. Zeer gewild waren kano's gebouwd van Archangel of Coperwijks vurenhout. De kosten van een dergelijke kano bedroegen rond de 35 gulden voor een één- en circa 45 gulden voor een tweepersoonskano. Dat de kanobouw na enige tijd inzakte was mede een gevolg van de zich ontwikkelende kanowedstrijdsport, die de vraag naar beter peddelbare kano's (afkomstig uit Denemarken, Duitsland en Zweden) deed groeien. De zware brede bakken, in de volksmond 'plofbotters' geheten, hadden afgedaan.
Andere producten
Hierdoor viel een aantal bouwers weg, een aantal andere bouwers stapte op andere producten over (zie ook: Jachtbouwplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigJachtbouw
De Scheepsbouw aan de Zaan was in de 17e- en in het begin van de 18e eeuw van zeer groot belang. (zie aldaar en Economische geschiedenis geschiedenis 1.2.2. en 2.5.1.).
Tientallen werven bouwden schepen voor zowel de handelsvaart als de Marine. Economisch verval was oorzaak dat veel werven in de tweede helft van de 18e eeuw geleidelijk werden gesloten. Tijdens de Franse bezetting verdwenen ze allemaal. Omstreeks die tijd zeilden Zaanse kooplieden gewoonlijk met hun eigen 'jagt' naar…). Zaanse ontwerpers die zich met de wedstrijdkano gingen bezighouden waren onder andere E.G. v.d Stadt, J. Kraaier, D.J. Runeman, H. de Wit, A. Kooiman en ir. N. Schipper. Laatstgenoemde benaderde het kano-ontwerpen op wetenschappelijke wijze en droeg er mede toe bij dat de Nederlandse kanovaarders veel succes hadden bij internationale wedstrijden.
De tijd van de RIS-, K1 en K2 kano was aangebroken. Ook de zeilkano werd populair, vooral de 'Th-kwadraatklasse', ook wel 'A-klasse' geheten. Als onderdeel van Pont Zaandam liet 'Trima', ter promotie van het watervaste masonite, toer- en zeilkano's bouwen door de firma Kraaier. Deze werf was na 1945 de enige die nog beschikte over een afdeling kanobouw. Bij Kraaier was de seriebouw nog lonend. Ir. N. Schipper ontwikkelde een semi-race kano, waarvoor Bruynzeel speciaal dunne platen hechthout produceerde.
Honderden boten verlieten de werf voor 100 gulden per stuk. Het waren geheel gelijmde rondspantkano's, die in verband met de gele kleur van het hechthout ook wel 'kaneelpijpen' werden genoemd. Toen deze productie in de tweede helft van de jaren veertig werd beëindigd betekende dat het einde van de kanobouw in de Zaanstreek. De bouw van plastic kano's werd door de Zaanse bouwers niet ter hand genomen, elders in het land ontstonden voornamelijk éénpersoons kanobedrijfjes. De Zaanse bouwers gingen op de bouw van zeil- en motorjachten over.
J. Kraaier