Politie
Naamgeving voor dat deel van het justitieel apparaat dat zich bezig houdt met de controle op naleving van de wet, met opsporing en eventueel verbalisering van overtreders daarvan; de naam is ook van toepassing op de zich hiermee bezighoudende ambtenaren.
1. Ontwikkeling
Vanaf de middeleeuwen tot aan de Franse overheersing was de politiezorg een zuiver plaatselijke aangelegenheid. De streek was verdeeld in rechtsgebieden, de bannen. Het grootste deel van de Zaanstreek viel onder de jurisdictie van de Banne Westzaan. Het grondgebied van de bannen was afgebakend door de banpalen. Iedere vreemdeling die het gebied betrad, wist naar wiens regels hij zich diende te richten. Bij overtreding kon men ofwel in de ban worden gedaan, dan wel worden verbannen. In dat laatste geval mocht het rechtsgebied niet meer worden betreden.
Om het toezicht over wetten en verordeningen te laten uitvoeren, bediende het banbestuur zich van een magistraat, de Schout en Schepenenplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigSchout en Schepenen
De schout was een lokaal ambtenaar, belast met bestuurlijke en gerechtelijke taken en handhaving van de openbare orde. Hij was hoofd van het dorpsbestuur of de voornaamste bestuurder binnen een heerlijkheid die werd aangesteld door zijn heer om in diens naam te handelen. In het boerenambacht werd de schout ook wel huisman genoemd en was hij een niet-horig bezitter van een vrij overerfbare hoeve. In steden werd de schout gezien als hoofd van het justitieel apparaat; hij was o…, deze was opsporingsambtenaar, aanklager en rechter tegelijk. Hij had de beschikking over stokkeknechts, ook wel diefvangers of rakkers genaamd, die hem bij de opsporing van strafbare feiten behulpzaam waren. De gemeentebestuurders namen nachtwakers in dienst om 's nachts van enig toezicht op naleving van rust en veiligheid binnen de gemeentegrenzen verzekerd te zijn. Deze liepen voorzien van sabel of speer 's nachts bepaalde ronden. Ook beschikten zij over een ratel of klap en werden daarom ook wel klaplopers genoemd, waarmee ze bij onraad de bevolking waarschuwden. Zie voor deze periode ook Bestuur_en_Rechtspraak
Tijdens de Franse overheersing (1715-1813) werd in Nederland het begrip Rijkspolitie ofwel rijkstoezicht ingevoerd. In die tijd werd de rijkspolitie uitgeoefend door ondermeer een militair korps, de Gendarmerie. In de steden werden Commissarissen van politie benoemd. Via directeuren-generaal waren zij verantwoording schuldig aan de Minister van Politie.
Na de Franse tijd werden de politietaken opnieuw door de plaatselijke overheden uitgeoefend. De burgemeester werd hoofd van de politie en er werden commissarissen van politie benoemd. Deze kregen de beschikking over dienaren van politie. De taak van de plaatselijke politie was het toezicht houden op de naleving van plaatselijke verordeningen en keuren. Teneinde orde bij oproer of calamiteiten te kunnen handhaven, beschikte de burgemeester over de Schutterijplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigSchutterij
De plaatselijke schutterij van 1827 tot 1907, niet te verwarren met de schutterijen van voor de Franse Tijd, die na de Franse bezetting ingelijfd werden in het landsleger. De schutterij had tot taak de orde en rust in de gemeente te handhaven en kon daarnaast dienen ter aanvulling van de krijgsmacht. In deze verschilde de schutterij van na de Franse Tijd nauwelijks met die daarvoor. Ook de recrutering was gelijk: de manschappen waren dienstplichtigen en de officieren waren vrijwillig…. Alleen de gemeente Zaandam beschikte over een staande dienstdoende schutterij, in de overige Zaangemeenten was een rustende schutterij.
Door Koning Willem I werd na de Franse overheersing in 1814 eveneens een korps opgericht, belast met de uitoefening van de Rijkspolitiezorg. Dit militair korps kreeg de naam Marechaussee, feitelijk een voortzetting van de Franse Gendarmerie, met als taak het handhaven van de rijkswetten en besluiten.
Aanvankelijk bevond de Marechaussee zich alleen in Brabant en Limburg, later in het gehele Koninkrijk. In de Zaanstreek bevond zich de marechausseekazerne aan de Hogeweg te Wormerveer. Van hieruit werd te paard door de gehele streek gepatrouilleerd. Teneinde in de behoefte aan meer lager rijkspersoneel te voldoen, werd in 1856 bij besluit, in 1858 kracht van wet, nogmaals een korps opgericht, de Rijksveldwacht. Leden van dit korps werden, naast het korps Marechaussee, belast met de rijkspolitiezorg. Daarnaast kregen ambtenaren van de gemeentepolitie de bevoegdheid om, naast het controleren van de gemeentelijke verordeningen, tevens de rijkswetten te handhaven.
In 1931 volgde een gemeentewetswijziging waardoor gemeenten met minder dan 5000 inwoners de mogelijkheid kregen zowel rijks- als gemeentelijke politiediensten tegen een kostenvergoeding door het korps Rijksveldwacht te laten verzorgen. Zo is ook in de Zaanstreek de situatie tot 1940 geweest.
Aanvankelijk bedienden de Zaangemeenten zich van gemeenteveldwachters. Bekende gemeenteveldwachters waren Gerrit Bontekoeplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigBontekoe, Gerrit
(1867-1954)
Meer dan 25 jaar was Gerrit Bontekoe veldwachter in Westzaan. Een legendarische ordehandhaver met wie niet te spotten viel, al noemden de Westzaners hem spottend ‘Kontjeboe’. Bontekoe trad in 1898 aan als opvolger van Hendrik Hendriks, die na een dienstverband van 34 jaar met pensioen ging. Van de 200 sollicitanten was Bontekoe volgens burgemeester Steenberg ‘de rechte man op de rechte plaats (…) omdat hij in zich vereenigt alle eigenschappen, die men aan een uitst… in Westzaan, Hendrik Kruisheerplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigKruisheer, Hendrik
1839 – Zaandijk, 8 maart 1918
Hendrik Kruisheer, gemeenteveldwachter, conciërge, gemeentebode, door de Commissaris des Konings op 1 juni 1878 in Zaandijk tot gemeente-veldwachter benoemd, eerder bewaarder in 't huis ter correctie te Hoorn. Kruisheer werd op dat moment tevens aangesteld als gemeentebode. in Zaandijk en K. van Doeland in Koog aan de Zaan. Deze gemeenteveldwachters oefenden ook nevenfuncties uit, zoals gemeentebode, aanzegger, lantaarnopsteker enzovoort. Deze bijbaantjes waren noodzakelijk gezien de matige salariëring. Later kregen Koog aan de Zaan, Krommenie, Wormerveer en Zaandijk, net als Zaandam, een gemeentepolitiekorps. Na 1931 nam de Rijksveldwacht in Assendelft, Oostzaan, Westzaan en Wormer de politiedienst in het geheel over.
De Marechaussee oefende onafhankelijk van hiervoor genoemde politiediensten haar taak als Rijkspolitiekorps uit. Zo kon het gebeuren dat een Zaankanter op zijn tocht vanuit Krommenie naar Zaandam eerst werd gecontroleerd door de gemeentepolitie van Krommenie en Wormerveer, daarna door een patrouillerend lid van de Marechaussee, dan wel door een Rijksveldwachter en daarna door leden van de gemeentepolitiekorpsen van Zaandijk, Koog aan de Zaan en Zaandam.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog werd het politieapparaat door de Duitse bezetter gereorganiseerd; in december 1940 werd het korps Rijksveldwacht opgeheven. Het personeel werd toegevoegd aan Nederlandse Marechaussee, voorheen Koninklijke Marechaussee.
Niet-loyale officieren van de gemeentepolitie werden vervangen door meer Duitsgezinde types. Zo benoemde NSB-burgemeester Van Ravenswaay, door de bezetter aangesteld als opvolger van In 't Veld, in juni 1941 de inspecteur der eerste klasse van de gemeentepolitie Zaandam, Johannes Kemper tot commissaris als opvolger van Cornelis Roscher. Zowel In 't Veld als Cornelis Roscher zouden na de bevrijding op hun post terug keren.
Na een jaar burgemeesterschap hield van Ravenswaay een toespraak voor gelijkgezinde geesten, waarin hij onder meer stelde: 'Het Zaandamse politiekorps werd door mij geducht onder handen genomen. De commissaris zelf werd spoedig na mijn komst ontslagen. Zonder veel moeite is het mij gelukt ook de hoofdinspecteur Van Doorn, weg te werken, zodat onze kameraad commissaris kon worden. Een NSB-inspecteur werd van buiten geëngageerd en, al is de oogst niet groot, wij hebben nu toch op de 42 agenten zes rechtsfronters, waarvan drie aangesloten NSB'ers.'
Op 1 maart 1943 trad de verordening organisatie politie in werking. Hierdoor hielden de verschillende soorten van politie als marechaussee en gemeentepolitie op te bestaan. Hiervoor in de plaats kwam de staatspolitie met de naam van marechaussee. De burgerrangen als agent, brigadier, inspecteur, verdwenen en werden door militaire, gelijk aan de Duitse termen als wachtmeester, opperwachtmeester, luitenant, vervangen.
De staatspolitie ressorteerde onder de secretaris-generaal van het departement van justitie. In de periode l942-'43 stond het Zaandamse politiekorps onder leiding van achtereenvolgens de opperluitenant der marechaussee M. Talma en K.A. Woltjer en de kapitein van politie W.M. Ragut. Deze werd in juni 1944 door de verzetsstrijder Jan Bonekamp in de Westzijde te Zaandam geliquideerd, waarbij ook Bonekamp dodelijk verwond raakte. (Zie ook: Tweede Wereldoorlogplugin-autotooltip__default plugin-autotooltip_bigTweede Wereldoorlog
De gevolgen van de Tweede Wereldoorlog voor de Zaanstreek en haar inwoners kunnen niet los worden gezien van wat toen elders gebeurde. Bezetting, verlies van vrijheid, armoede, deportaties, spoorwegstaking, honger, verzet en executies, de Zaanstreek kreeg er haar deel van.).
Lees meer over de Zaanse politie tussen collaboratie en verzet, een samenvatting onder het motto Mei tot Mei door Erik Schaap.
Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de weer in het leven geroepen Koninklijke Marechausse geen burgertaken meer, maar nam deze organisatie militaire taken van het in 1940 opgeheven korps politietroepen, met haar kazerne in de Havenstraat van Zaandam, over. In november 1945 werd een nieuw politiebesluit van kracht, dat bepaalde dat er voortaan een korps Rijkspolitie en een korps Gemeentepolitie zouden zijn. Bij Koninklijk Besluit werden de gemeenten aangewezen die gemeentepolitie zouden mogen hebben. In de Zaanstreek waren dit Koog aan de Zaan, Krommenie, Wormerveer, Zaandam en Zaandijk. In Assendelft, Jisp, Oostzaan, Westzaan en Wormer kwam de politiezorg in handen van het korps rijkspolitie.
De mankracht van de gemeentepolitiekorpsen in de kleine Zaangemeenten was niet groot. Zo bestond het Zaandijker gemeentepolitiekorps uit vier hoofdagenten onder leiding van brigadier D. Christiani. In 1948, tijdens de tweede politionele actie in het toenmalige Nederlands Indië, werd het commando over alle Zaangemeenten in handen gelegd van de commissaris van politie te Zaandam, Roscher. Dit met het oog op te verwachten onlusten. Deze bijzondere toestand werd in 1949 weer opgeheven.
In 1958 trad een nieuwe politiewet in werking, hetgeen tot gevolg had dat de gemeentelijke politiekorpsen van Koog aan de Zaan, Krommenie en Zaandijk werden opgeheven. In deze gemeenten kwam de politiezorg ook in handen van de rijkspolitie. Slechts Wormerveer en Zaandam beschikten over een gemeentepolitiekorps.
2. Organisatie
Voor de Tweede Wereldoorlog bestonden de meeste Zaanse politiekorpsen uit een inspecteur-korpschef en enige geüniformeerde agenten. Slechts Zaandam had een zodanig groot korps dat er sprake kon zijn van enige specialisatie. Zo bestond in 1912 het Zaandamse korps uit 31 manschappen onder leiding van commissaris H. Muller. In de jaren '20 werd een bescheiden afdeling recherche opgericht, waarvan de bekende hoofdagent Jan van der Schaaf 'Jantje Grijp-alles' deel uit ging maken. Ook een afdeling verkeer ontstond, de motorbrigade. Deze was tot 1938 gehuisvest in perceel Zuiddijk 51. In 1937 bestond het korps Zaandam uit 44 personeelsleden.
Na de bevrijding groeide het korps uit en werden er meer specialistische afdelingen opgericht. Zo ontstond een afdeling Algemene Zaken, later bijzondere wetten genaamd, speciaal belast met het adviseren van het gemeentebestuur, zoals het verlenen van vergunningen en de controle op naleving van specifieke wetten zoals de jachtwet en de wapenwetgeving. Nadat er zich meer vreemdelingen in de stad vestigden, werd een afdeling Vreemdelingendienst opgericht. Ook werd een afdeling administratie in het leven geroepen, belast met de verwerking en afhandeling van administratieve zaken. In de jaren '50 splitste zich van de recherche een afdeling af, speciaal belast met kinderen en zedenzaken, de kinderpolitie. Deze afdeling kwam onder leiding van inspectrice Veldkamp te staan.
Teneinde in de nieuwbouwwijken de politie dichter bij het publiek te brengen werden in de jaren '60 de eerste politieposthuizen in het Kalf, de wijk Poelenburg en Peldersveld bemand. Teneinde de controle op het parkeren van motorvoertuigen in de gemeente uit te oefenen werd in 1972 de parkeerpolitie opgericht. Deze ambtenaren, hoewel opgenomen in de formatie van de gemeentepolitie, zijn feitelijk gemeenteambtenaren belast met de controle op de naleving van gemeentelijke verordeningen. Zij kunnen de facto worden beschouwd als de ware opvolgers van de gemeentelijke veldwachters van weleer. Het toezicht op de wateren van de Zaanstreek werd opgedragen aan een onderdeel van het korps rijkspolitie: de rijkspolitie te water. Het postbureau van deze groep is gevestigd aan de Prins Hendrikkade te Zaandam.
3. Samenvoeging
Al vóór de Tweede Wereldoorlog gingen er stemmen op om de Zaangemeenten tot één grote gemeente samen te voegen. Na jaren discussie gingen in 1974 Assendelft, Koog aan de Zaan, Krommenie, Westzaan, Wormerveer, Zaandam en Zaandijk op in de nieuwe gemeente Zaanstad. Deze samenvoeging had ook zijn weerslag op de diverse politiekorpsen. De gemeentepolitiekorpsen van Zaandam en Wormerveer werden opgeheven en de ambtenaren van beide korpsen werden aangesteld in het nieuw gevormde korps van de gemeentepolitie Zaanstad. De commissaris van de gemeentepolitie Zaandam, A.B.J. Prakken werd aangesteld als de eerste hoofdcommissaris van de gemeentepolitie Zaanstad. De korpschef van Wormerveer, hoofdinspecteur W. de Ruiter, werd korpschef van de gemeentepolitie Heemskerk.
Aanvankelijk bestond het korps Zaanstad uit 144 man executief personeel, hetgeen onvoldoende was. Het rijkspolitiepersoneel dat voor de samenvoeging dienst had gedaan in de gemeenten Assendelft, Koog aan de Zaan, Krommenie, Westzaan en Zaandijk verleende één jaar na de samenvoeging nog bijstand. Daarna moest het korps Zaanstad het zelf zien te redden. De korpsleiding koos voor de opbouw van het korps voor instroming van onderaf, dat wil zeggen dat het personeel niet betrokken werd van andere korpsen. Zo ontstond een jong korps met een eigen karakter.
In 1990 telt het korps 290 mannen en vrouwen, die belast zijn met deels politietaken en deels administratieve en technische zaken. De politietaken omvatten de recherchediensten, de surveillancediensten, de wijkagenten, de verkeersdiensten, de hondenbrgade en het bureau bijzondere wetten. De afdeling vreemdelingendienst valt rechtstreeks onder de korpschef. In 1985 werd de heer Prakken als hoofdcommissaris van de gemeentepolitie Zaanstad opgevolgd door de heer A.J. van Es. In Oostzaan, Wormer en Jisp wordt het politietoezicht uitgeoefend door leden van de landgroepen van het Korps Rijkspolitie van het district Amsterdam.
4. Huisvesting
Na de Franse overheersing werden de gemeentelijke veldwachters en dienaren van politie gehuisvest in de gemeentehuizen van de diverse gemeenten als gevolg van hun neventaken zoals gemeentebode en lantaarnopsteker.
In Zaandam werd in 1845 een nieuw gemeentehuis gebouwd, ter hoogte van de Burcht. De linker beneden vertrekken waren bestemd voor de commissaris en agenten van politie. Tevens werd in dit gebouw het kantongerecht ondergebracht. Onder het torentje van dit voormalige gemeentehuis bevinden zich nog altijd een viertal houten cellen. De ingekraste data en mededelingen in de wanden van deze cellen geven een onuitwisbaar tijdsbeeld.
In 1892 kwam het eerste politiebureau in Zaandam gereed. Dit bureau was gevestigd aan de Zuiddijk 10 en deed dienst tot 1912. Na een petitie van het politiepersoneel aan de burgemeester besloot het gemeentebestuur een nieuw politiebureau te bouwen. Dit werd het bekende bureau aan de Vinkenstraat 4. Dit bureau, gebouwd voor een politiekorps van 45 man, is in gebruik geweest tot 1972. Toen waren er 110 man in gehuisvest. Ondanks enige verbouwingen en het erbij getrokken naastgelegen pand bleef het een krappe behuizing.
In 1972 betrok het politiekorps van Zaandam het bureau aan de Provincialeweg 126, de oorspronkelijke smaakstoffenfabriek van Polak en Schwarz. Hier verbleef men tot 1 december 1989 op welke datum het nieuwe moderne hoofdbureau van politie aan het einde van de Guisweg te Zaandijk, het Guishof, werd betrokken. Het gebouw aan de Provincialeweg werd overgenomen door de Streekschool Zaanstreek-Waterland.
Het als gevolg van de samenvoeging inmiddels geformeerde korps van de gemeentepolitie Zaanstad vond officieel in het Guishof onderdak op 17 maart 1990, toen minister van binnenlandse zaken Ien Dales het gebouw opende.
In Wormerveer was het bureau van politie gevestigd tegenover het gemeentehuis aan de Stationsstraat. Dit bureau was gedeeltelijk boven de wegsloot gebouwd en verkeerde op het laatst in zeer slechte staat. Zittend in de agentenwacht kon men door de vloer de pulletjes in de sloot zien zwemmen.
In 1964 werd het bureau aan de Wandelweg betrokken. Ook na de vorming van de gemeentepolitie Zaanstad bleef dit bureau in gebruik; het werd in 1977 met een hele vleugel uitgebreid. Met de ingebruikname van het Guishof in Zaandijk verdween de politie van de Wandelweg, het pand werd in april 1990 gesloopt.
In Krommenie was de politie tot na de Tweede Wereldoorlog gehuisvest in het gemeentehuis. Later werd de groep van de rijkspolitie gehuisvest in het bureau aan de Padlaan. In Zaandijk was het politiebureau tegen het gemeentehuis aangebouwd. In 1947 werd door de gemeente de sociëteit aan de Parklaan aangekocht en tot politiebureau omgebouwd. Toen in 1958 de rijkspolitie de taak van de gemeentepolitie overnam bleef dit gebouw aanvankelijk in gebruik.
In Koog aan de Zaan was het bureau van politie tot 1940 gevestigd in de Bosjesstraat, daarna werd het gebouw aan de Breestraat in gebruik genomen. Nadat in 1972 de rijkspolitiegroepen van Zaandijk en Koog aan de Zaan werden samengevoegd, betrokken zij het bureau gelegen aan de Parallelweg in Koog aan de Zaan.
5. Politievakbonden
Het besef bij het lagere politiepersoneel dat een organisatie ter behartiging van belangen noodzakelijk was, groeide aanvankelijk langzaam. In het begin was het zelfs verboden, zo niet op z'n minst ongewenst, dat het personeel zich organiseerde.
In 1912 echter kwam de propagandist J. van Tijn van de socialistische Bond van Van Putten, genoemd naar oprichter Van Putten, naar Zaandam en hield op 26 maart 1912 in de melksalon van J. Onrust, op de Zuiddijk 11 te Zaandam, een lezing over het nut zich als lager politiepersoneel te organiseren. Na deze lezing werd in Zaandam de bond Ons Aller Belang opgericht, die zich aansloot bij de landelijke bond van gemeentepolitiebeambten in Nederland.
Als tegenhanger van deze Rooie Bond werd de Algemene Nederlandse Politiebond opgericht. Van deze bond waren, naast lager politiepersoneel en brugwachters, tevens lid: burgemeesters, commissarissen van politie enzovoort. Vandaar dat deze bond ook wel de bazenbond werd genoemd. Wanneer een politieman lid was geworden van de rooie bond dan werd hij vaak door de commissaris min of meer gedwongen ook lid te worden van de bazenbond.
Toen in 1917 de Landelijke Bond van gemeentepolitie-beambten in Nederland zich meer en meer ging richten naar de ideeën van Troelstra, traden de confessionele politieambtenaren uit en richtten respectievelijk de rooms-katholieke politiebond St. Michael en de bond voor christelijke politieambtenaren op.
Deze twee bonden kregen ook in de Zaanstreek afdelingen. De bond Ons Aller Belang wijzigde zijn naam in Algemene Bond van Politiepersoneel in Nederland, afdeling Zaandam. In de beginjaren hadden de politiebonden als voornaamste doelstelling het verheffen van het lagere politiepersoneel. Zij deden dit onder andere door het geven van opleidingen ter verkrijging van het politiediploma. Leden van de bond konden deelnemen aan deze opleiding en bij verkrijging van het politiediploma ontvingen zij van gemeentewege een toeslag op hun salaris.
Het bezit van een politiediploma was in die tijd echter niet verplicht. In 1928 bestond het korps van de gemeentepolitie Zaandam uit 43 man, waarvan er 28 in het bezit waren van een politiediploma. Na de Tweede Wereldoorlog werd het diploma verplicht gesteld en werden de opleidingen hiervoor door de overheid verzorgd. Via de ingestelde dienstcommissies kregen de drie politiebonden meer en meer invloed op het beleid van het korps.
In 1981 gingen de r.k. politiebond St. Michael en de christelijke bond voor politieambtenaren op in de Algemeen Christelijke Politiebond, aangesloten bij het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV). De Nederlandse Politiebond als opvolger van de Algemene Bond van Politiepersoneel in Nederland sloot zich aan bij de Federatie Nederlandse Vakverenigingen (FNV).
Paul Tjeertes