Assendelft
Voormalige zelfstandige gemeente, sinds 1 januari 1974 deel uitmakend van Zaanstad. De samenvoeging stuitte bij de bevolking op grote weerstand. Assendelft wenste deze niet en bepleitte samen met Krommenie een gemeente Krommenie-Assendelft. De rijksoverheid besliste evenwel anders.
In het zicht van de samenvoeging besteedde de gemeente een deel der reserves voor het realiseren van natuurbad De Dolphijn, hetgeen haar niet onverdeeld in dank is afgenomen. Culminerend in de jaren 1985-1986, dus toen de samenvoeging allang een feit was, is vanuit de bevolking actie gevoerd om de zelfstandigheid te herkrijgen; deze pogingen bleven vergeefs en er kan ook in de toekomst weinig of geen kans van slagen van worden verwacht.
Op sommige gronden waren de bezwaren tegen versmelting met de Zaangemeenten overigens terecht. Assendelft had een sterk agrarisch karakter en onderscheidde zich daardoor van de overwegend industriële Zaanstreek (zie ook: Landschap 3.6.), terwijl de bewoners van de banne Assendelft zich historisch gezien overwegend op Kennemerland hadden gericht, aanzienlijk meer althans dan op de Zaanstreek. Bovendien konden de Assendelvers nauwelijks verwachtingen koesteren over bijvoorbeeld een voor hun dorp gunstige verbetering van de infra-structuur.
Naam
Gerrit Jacob Boekenoogen vermeldt als oorspronkelijke naam Ascmannedilf (1063), met als variaties Escmundelf in 1083, Escmadelf, Eskendelf en Esknemendelf vóór 1120, Aschamenedelf, Ascamannasdelf, Ascemdelf, Asmundelf en Assemdelf, de laatste naam in het midden der 13e eeuw. Deze namen hangen volgens Von Richthofen (Untersuchung über friesische Rechtgeschichte) samen met Ascomannos, een benaming voor de Noorse Vikingen. De toevoeging Delft komt vrij zeker van het zo geheten water ten oosten van het dorp er kan echter ook een andere, verdwenen, Delft zijn geweest aldus Boekenoogen.
Dr. G. Karsten in: Noordhollandse plaatsnamen, verklaart de naam uit een verbinding van de Friese naam Askema met delft (=gracht). mr. Johan Willem Groesbeek, De Zaende '51, bestreed dit. 'Als men uitgaat van het feit dat de veenstroken gekoloniseerd zijn vanuit het kustgebied, dan moet dit ook gelden ten aanzien van Assendelft. Nu zou dit in cultuur brengen van de veenstroken zeer wel geschied kunnen zijn uit Assum. Als wij Assum moeten verklaren als het heim van de man Aske, dan is het niet ondenkbaar dat mensen van Assum de Delft hebben gegraven om het land te ontwateren.' Van de verschillende hypothesen, verwijzing naar de Noormannen, of naar de naam Askema, dan wel verband met de buurtschap Assum onder Uitgeest, volgens Karsten vroeger ook wel gespeld als Axem en Ackem, lijkt de laatste het meest plausibel. Zekerheid is er niet.
Wapen
Het wapen van Assendelft bestond uit de afbeelding van een stappend paard in zilver op een veld van keel (rood). Dit vroegere gemeentewapen was ongeveer gelijk aan het tot 1443 door de Heren van Assendelft gevoerde wapen.
Bijnamen
Destijds gebruikelijke bij-(of scheld-)namen voor de Assendelvers waren: Gortzakken, Gortlanders, Gortbuiken, Kiplanders, Spanjolen en Spanjaarden. Assendelft zelf werd vroeger wel Spanje genoemd. De laatste vermeldingen verwijzen naar de beginjaren van de Tachtigjarige oorlog. 'Dit dorp lag eerst in bezetting van een vendel Staatse troepen onder de hoplieden Schetter en Van Keulen, maar zij trokken terug op Wormer toen op 11 december 1572 de Spanjaarden de Schans in Spaarndam veroverden. Toen trokken de Spaanse troepen door naar Assendelft en zij zijn er steeds gebleven' schreef Gerrit Jan Honig. Door deze Spaanse bezetting bleef Assendelft, in tegenstelling tot andere dorpen als Westzaan en Krommenie, brandstichting en plundering bespaard.
Uiteraard zette dit kwaad bloed, hetgeen in de inmiddels verdwenen scheldnamen nog lang tot uitdrukking kwam.
Omvang, oppervlakte
De voormalige gemeente grensde ten noorden aan Krommenie, ten oosten aan Westzaan, ten zuiden aan het vroegere IJ en ten westen aan het Wijkermeer, Heemskerk en Uitgeest. Behalve Assendelft omvatte de gemeente de buurtschappen Busch en Dam, Vrouwenverdriet en een groot deel van Nauerna. In feite was dit het gebied van de Banne Assendelft. Daardoor bedroeg de oppervlakte nagenoeg 5000 hectare volgens A.J. van der Aa in het Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden uit 1839.
In 1974, bij de samenvoeging tot Zaanstad, was de oppervlakte aanzienlijk kleiner, namelijk 3186 hectare, waarvan 2888 hectare cultuurgrond, 97 hectare bebouwde kom en 211 hectare water. Dat het gebied zoveel kleiner werd, was onder meer het gevolg van een grenswijziging met Krommenie in 1965. Overigens was Assendelft naar oppervlakte steeds de grootste gemeente in de Zaanstreek, vergelijk deze, bij de samenvoeging in 1974, bijvoorbeeld met die van Zaandam waarbij Assendelft 3186 hectare beslaat en Zaandam 2202 hectare.
Grenswijzigingen
Het taalgebruik in Assendelft week weinig af van dat in de rest van de Zaanstreek. Er was een kenmerkend verschil: de vroegere Assendelvers hadden een merkwaardig oneigenlijk gebruik van de letter h in hun spreektaal.
Dat komt weliswaar in een aantal andere plaatsen voor, maar is langs de Zaan verder onbekend geweest. De dorpsinwoners zeiden een h waar die niet geschreven wordt en zij lieten deze letter in de gesproken taal juist weg waar die wel geschreven wordt.
In Assendelft werd dus gezegd: hik loop op m'n hakkertje en de ond zit in ze ok. Misschien is deze vreemde, nu geheel verdwenen gewoonte het gevolg geweest van een immigratiestroom in de Spaanse tijd.
De oppervlakte van de gemeente wijzigde in belangrijke mate door de inpolderingen van het IJ in de jaren na 1850, toen de drooggevallen gronden ten dele bij Assendelft werden gevoegd. De in 1848 door minister De Kempenaer voorgestelde samenvoeging van Assendelft met Westzaan en Krommenie, het Grietenijenplan, vond geen doorgang door tegenstand van de provincie. Toen de spoorweg in 1869 de noordelijke kop afsneed van de rest der gemeente, meende Krommenie, dat zij het gedeelte Weiver en Spoorbuurt beter zou kunnen beheren dan Assendelft. In 1894 namen Gedeputeerde Staten dit denkbeeld over. Een wetsvoorstel in deze zin van minister Van Houten uit 1895 werd echter weer ingetrokken.
In 1910, 1917, 1925 en 1936 maakte Krommenie de kwestie weer aanhangig, de laatste maal meende deze gemeente extra sterk te staan tengevolge van de inmiddels aangelegde Provincialeweg, die de Assendelftse Noordkop nog meer van de rest van het dorp had gescheiden. De aanhouder Krommenie won, zij het na lange tijd en ondanks tegenstribbelen van Assendelft, want de rijksoverheid besloot in 1965 dat per 1 juli van dat jaar het gebied ten noorden van de spoorlijn werd overgeheveld naar Krommenie.
Bevolking
Vlak voor de samenvoeging telde Assendelft ruim 8000 inwoners, slechts iets meer dan 2,5 per hectare. Uit dit cijfer spreekt het landelijke karakter van de gemeente: Krommenie had toen bijna 30 inwoners per hectare, evenals de echte Zaandorpen. In het verleden bedroegen de inwonersaantallen: in het jaar 1514: 1231, 1622: 2501, 1795: 2186, 1840: 2711, 1869: 3148, 1900: 3411, 1940: 5752.
Na een verdubbeling in de 16e en het begin van de 17e eeuw bleef het aantal inwoners dus vrij stabiel, tot zich in de eerste helft van de 20e eeuw een geleidelijke groei inzette die zich ook na de Tweede Wereldoorlog voordeed. De bevolking was steeds overwegend op de veehouderij georiënteerd, hoewel er in het verleden ook belangrijke aantallen wevers toe behoorden. De schommeling in bevolkingsaantallen in de eerst vermelde jaren zal grotendeels veroorzaakt zijn door epidemieën van pest en cholera met hoge sterftecijfers. In 1740 stierf bijvoorbeeld tien procent van de inwoners binnen het jaar.
De bevolkingstoename in de twintigste eeuw was deels het gevolg van een relatief bescheiden vestiging van industrie, maar vooral van het feit dat Assendelft door zijn landelijke karakter als woongemeente aantrekkelijk bleek voor van elders komende nieuwe inwoners. Na de Tweede Wereldoorlog is door het gemeentebestuur hierop ingespeeld met de aanleg van enkele nieuwe wijken, die als uitstulpingen aan de lintbebouwing van de Dorpsstraat zijn gevoegd. Deze hoofdstraat, waarlangs historisch vrijwel alle bebouwing was geschikt, woonhuizen en boerderijen dooreen, de oostkant destijds voorzien van een wegsloot met bruggetjes naar de woningen, heeft een lengte van ruim zeven kilometer.
Kerkelijke gezindheid
Waarschijnlijk mede ten gevolge van de Spaanse bezetting in de jaren 1572 tot 1576, nadat Amsterdam in 1578 de zijde der Staatsen had gekozen zijn de Spaanse troepen uit Noord-Holland weggetrokken, heeft Assendelft in veel sterkere mate dan de Zaangemeenten een Rooms Katholieke bevolking behouden.
De aantallen lidmaten van verschillende kerken in het jaar 1809 absoluut, percentueel en daaronder ter vergelijking de percentages hiervan in de buurgemeenten Westzaan en Krommenie
Geref. | RK | doops. | Luth. | |
---|---|---|---|---|
abs. | 1004 | 1142 | 4 | 11 |
perc. | 46,5 | 52,8 | 0,2 | 0,5 |
Westzaan% | 64,8 | 9,9 | 18,9 | 5,3 |
Krommenie% | 63,6 | 21,2 | 11 | 1,8 |
Bij de volkstelling in 1960 was de kerkelijke verdeling in Assendelft als volgt (hier gereformeerden en hervormden gescheiden):
Herv. | R.K. | Geref. | overige | geen |
---|---|---|---|---|
839 | 3402 | 275 | 144 | 2511 |
11.7% | 47,50% | 3,80% | 2% | 35% |
Voor de gehele Zaanstreek was dat | ||||
15% | 21,90% | 9,80% | 5,30% | 48% |
Belangrijke kerken zijn de Rooms Katholieke Sint Odulphuskerk en de Nederlands Hervormde kerk.
Bevolking naar politieke gezindheid
Hieronder is de samenstelling van de gemeenteraad van 1919 af tot de samenvoeging vermeld. De jaartallen geven de jaren der gemeenteraadsverkiezingen aan. Tot 1949 telde de raad elf leden, daarna waren er 13 raadsleden. Uitsluitend de partijen die voldoende stemmen voor een of meer raadszetels behaalden zijn vermeld
1919 | `23 | '27 | '31 | `35 | '39 | '46 | '49 | '53 | `58 | `62 | `66 | `70 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
SDAP/PvdA | 3 | 2 | 4 | 4 | 3 | 3 | 3 | 4 | 4 | 4 | 4 | 3 | 3 | |
RKSP/KVP | 5 | 5 | 4 | 5 | 4 | 5 | 5 | 5 | 5 | 5 | 6 | 6 | ||
CPH/CPN | 1 | 1 | 2 | 3 | 3 | 3 | 2 | 2 | 2 | 2 | ||||
Plattelbond | 2 | |||||||||||||
Vrijz. Kiesver | 2 | |||||||||||||
VDB | 3 | 2 | 2 | 2 | ||||||||||
ARP/RKSP | 5 | |||||||||||||
PCG | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||||||
VVD | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||||||||
Vrijhbond | 2 |
(VDB is Vrijzinnig Democratische Bond, PCG is Protestants Christelijke Groepering): 45 1935 van Zaandam: 4,3% en Wormerveer: 4,8%.
In overeenstemming met de kerkelijke gezindheid waren de katholieke partijen steeds met de meeste zetels in de gemeenteraad vertegenwoordigd, hoewel zij net niet een meerderheid behaalden. Een poging daartoe in 1935, door samen met de ARP één lijst te vormen, gaf een resultaat van vijf zetels, dus ook juist geen meerderheid. Gewezen mag worden op het relatief geringe aantal stemmen dat de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) in Assendelft verwierf. Bij de verkiezingen in 1935 waren dat er 30, ofwel 1,2% van de stemmen, in 1937 en 1939 kregen de nationaal-socialisten zestien stemmen.
Ter vergelijking de percentages in
Burgemeesters
Assendelft heeft opvallend weinig burgemeesters gehad, als gevolg van doorgaans lange ambtsperioden der betrokkenen. Vermeldenswaard is dat eenmaal vader en zoon elkaar opvolgden en dat zelfs eenmaal zowel vader, zoon en kleinzoon burgemeester waren, hetgeen nogal uniek kan worden genoemd. De eerste schout-burgemeester was Willem Smit, benoemd tot maire in 1811, na een levensloop als makelaar en notaris. Uit de Franse tijd dient ook Hendrik Sijpesteijn vermeld te worden, als onder meer gemeente-secretaris, die voordien schoolmeester was en die grondlegger was van het geslacht Kaars Sijpesteijn. Burgemeester Willem Smit, behorende tot een oud Assendelfts geslacht nam ontslag in 1844. Zijn zoon Pieter Smit volgde hem op. Van 1858 tot 1879 was F.M.J. le Jay burgemeester, diens opvolger was weer een ingezetene van het dorp, namelijk Klaas Cornelisz. de Boer, die in 1879 op 26-jarige leeftijd werd benoemd. De Boer, tevens veehouder werd later ook lid van Provinciale Staten, Tweede Kamer en uiteindelijk Eerste Kamer. Hij vervulde het burgemeestersambt bijna veertig jaar, tot 1918. Zijn zoon Jan Johannes de Boer volgde hem op en bleef tot zijn overlijden in 1936 in functie. Op zijn beurt werd hij opgevolgd door zijn zoon Jan de Boer. Verscheidene gegevens voor deze encyclopedie zijn ontleend aan de twee door hem geschreven studies: 'Tusschen Kil en Twiske. Geschiedenis van den Polder Assendelft, en 'Assendelft, Mededelingen over de geschiedenis van een Hoge Heerlijkheid'. J. de Boer werd in 1971 opgevolgd door W.F. Happé, de laatste burgemeester die Assendelft als zelfstandige gemeente leidde. |
Assendelft
|
Bewoningsgeschiedenis
Het huidige Assendelft ontstond uit de nederzetting rond een kapel die waarschijnlijk ten tijde van Karel Martel (676-741) is gesticht vanuit de kerk van Velsen. Een van de oudste kerkelijke goederenlijsten van de abdij van Echternach vermeldt in de tweede helft der achtste eeuw de nederzettingsnaam als Ascmannedilf en Asmedelf. Door deze vermelding heeft Assendelft bewijsbaar de oudste geschiedenis van de Zaanse dorpen. Eerdere bewoning van de later gevormde polders rond Assendelft vond reeds plaats rond 600 jaar v.Chr en vervolgens direct na het begin van onze jaartelling (zie: Archeologie 2.1 tot 2.5, 2.8).
Middelen van bestaan
Waarschijnlijk reeds in de middeleeuwen was de veehouderij de belangrijkste bestaansbron in Assendelft. De oudste ons bekende vermelding is het Kohier van Verponding uit 1514. Daarin wordt vermeld dat het dorp 180 haardsteden telt, welk getal de laatste tien jaar niet was veranderd. Van de 800 communicanten zijn er dan omtrent 100 die niet kunnen betalen.
Voorts zegt dit Kohier: 'Zij, de inwoners, generen zich met koeyen houden en zuivel maicken'. Er is geen teel-. maar uitsluitend weiland. Velen varen 'ten harink om een huyr', ook zijn er omtrent twintig arme 'lindenwevers`.
Assendelft omvatte toen 1313 morgen, waarvan 276 morgen aan de inwoners toebehoorden, terwijl het overige land eigendom was van poorters uit de steden Haarlem, Leiden, Amsterdam en Alkmaar. Aangezien er voor het genoemde jaar 1514 een inwonertal van ongeveer 1230 is vermeld en de gezinsgrootte toen gemiddeld 6,8 personen moet hebben omvat, is het aantal van 20 arme linnenwevers niet verwaarloosbaar klein. Met hun gezinnen maakten zij namelijk 10% van de bevolking uit. Niet bekend is hoeveel monsterden voor de haringvaart, zoals gezegd waren het er velen. Mogen we veronderstellen dat 60 tot 70% van de inwoners van de veehouderij bestond?
In de 16e eeuw hadden de veeboeren de gewoonte om 's winters, als de koeien gestald waren, het land met IJ-water te inunderen. Zij zetten daartoe de sluizen en duikers open. Gedurende enkele maanden kon het slib uit het zeewater dan op de weiden bezinken. Deze bodemverrijking stuitte op hevig verzet en een verbod van de Hoogheemraden van de Schermerboezem, omdat de Assendelvers in het vroege voorjaar daarop het water uitmaalden.
Een dijkgraaf die dit verbod in 1566 officieel kwam meedelen trof op de dijk vijf tot zeshonderd met zeisen en hooivorken gewapende dorpelingen aan, die te kennen gaven niet te zullen schromen geweld te gebruiken. Zij hadden succes. Er kwam een regeling tot stand, waarbij Assendelft door het graven van een kade een aparte polder werd, afgescheiden van Westzaan en Krommenie in 1576. Het tegen de winter binnengelaten water werd niet langer op de Schermerboezem geloosd. Deze manier van bodemverbetering is pas in de 18e eeuw beëindigd, aldus Ad van der Woude in Het Noorderkwartier.
De veehouderij heeft Assendelft wisselende welvaart gebracht. In 1672 leverde de aanslag van de 200c penning f 7.172,12 op. Zetten wij deze opbrengst tegenover die uit Westzaandam, f 4.546.12 en Westzaan f 2.770,12, dan blijkt dat het dorp toen grote welvaart kende. Het boerenbedrijf kent echter ook tegenslagen. De opeenvolgende epidemieën hebben de veehouderij zeer veel schade gebracht, ook in Assendelft. Mogelijk heeft dit geleid tot het spasteken, waarmee de boeren hun land afstonden. Hierboven is opgemerkt dat het grondbezit volgens gegevens uit 1514 grotendeels in handen was van poorters uit de steden. In de 17e en 18e eeuw veranderde dat. Doordat het rendement uit pachten betrekkelijk gering was, verkochten de eigenaars de landerijen aan de pachters, die hierdoor dus eigen bedrijven verwierven.
Toen in de eerste helft van de 18e eeuw het tij tegenzat, onder meer door de runderpest, zagen de nog lang niet kapitaalkrachtige boeren geen kans de hun door de Staten van Holland opgelegde lasten als verpandingen en aanslagen voor bijvoorbeeld dijkonderhoud op te brengen. Velen namen toen hun toevlucht tot het spasteken, waarmee zij hun grond door een symbolische oude rechtshandeling, het steken van een spade of een vork op de dijk die men wilde verlaten, overdroegen aan de banne. In Assendelft waren op deze wijze in 1734 al 46.000 roeden land geabandonneerd, ofwel aan de banne overgedragen. De banne werd er echter zelf een onvermogend grondbezitter door. In de jaren l742-1751 liep de Banne Assendelft een achterstand van 148.000 toenmalige guldens op in de afdracht van aan de Staten verschuldigde verpandingen.
Niettemin werd in 1750 nog vermeld dat de rijkste inkomsten der ingezetenen bestaan uit het maken van boter en komijnekaas, het aankweken en vetweiden van vee. Het verdient aandacht dat in Assendelft vrijwel uitsluitend komijnekaas werd gemaakt van het Leidse type, terwijl elders in Noord Holland als in Waterland, het Edammer type werd gemaakt. De kaasbereiding was belangrijker dan de boterproductie. In 1786 gaf Jacobus Kok's Vaderlandsch Woordenboek aan: 'Assendelft heeft wel 4000 melkgevende koeien, die minstens 8000 stopen melk geven'. Op een bevolking van omstreeks 2200 zielen was dit een veestapel van memorabele omvang. De veeteelt zorgde voor een flink deel van de werkgelegenheid.
De latere Zuivelfabriek Zaanstreek mogen we daarbij niet vergeten. Met een sprong van ongeveer 200 jaar in de tijd kan worden vermeld dat de veestapel in 1965 4733 stuks runderen omvatte, alsmede 1651 schapen, 1270 varkens en 32 landbouwpaarden.
De vroegere markt voor de Assendelftse zuivelproducten, trouwens ook die voor vetweiders en ander vee, alsmede voor eieren, vlees en vis, bevond zich in Amsterdam, dat over het IJ bereikt moest worden. In verband hiermee waren beurtvaan en schipperij voor het dorp van enig belang. In elk geval in 1756 bestond er al een veer op Amsterdam, met een zo strikt mogelijke regeling van de vaartijden. Langs de Texelse Kaai in Amsterdam lagen de uit Assendelft afkomstige marktschuiten. Er was ook een Assendelver stijger, soms Mossel stijger genoemd, waar vee en stukgoederen aan wal werden gebracht. Er werden met de veerschuiten ook mensen vervoerd.
De (zeildoek)weverij heeft enkele eeuwen achtereen veel Assendelvers inkomen verschaft, al is het uit alle publicaties duidelijk dat dit inkomen uitermate karig was, te weinig om van te leven en te veel om van te sterven. Over de aantallen Assendelver thuiswevers, men had een weefgetouw in schuur, kaats of woonkamer staan, lopen de schattingen ver uiteen. Het zijn er wel steeds honderden tezelfdertijd geweest. Uit 1717, toen de Assendelver Zeedijk was doorgebroken, dateert het bericht: 'Maar die van Assendelft, een dorp van minder vermoogen, leeden veele armoede en raakten in groote verlegenheydt; alzoo daar omtrent wel 500 Rollewevers, die andersins jeder 3 gl 's weeks konden winnen, nu den ganschen winter niet konden werken.'
Wanneer wij in een zeer grove schatting een gemiddelde van 500 wevers over twee eeuwen aanhouden, met een gemiddeld werkzaam leven van 20 jaren, de gemiddelde levensduur was namelijk niet veel meer dan 35 jaar, dan komen we tot tenminste 2.500 Assendelvers die van deze huisnijverheid leefden. Elders zijn overigens veel hogere aantallen berekend: 'Men vindt in zeker Gedenkschrift van den jaare 1738 dat er in Assendelft wel 1000 Personen die zig met het maaken van Zeildoek geneeren.' Bij de wevers moeten we de spinners of spinsters rekenen. Ook dat was ten dele huisarbeid, hoewel er in het dorp ook een spinbaan of -huis is geweest.
In de volksmond en dit zelfs in dubbele betekenis wordt met een Assendelver gebit het opvallende soort kunstgebit bedoeld dat onnatuurlijk wit is en uit meer tanden schijnt te bestaan dan de natuur ons geschonken heeft.
Sipke Lootsma trof een stuk in het gemeente-archief uit 1664, waarin de 'Besteeding van het Spinhuys'. Het spinnen wordt voor een zeker deel door kinderen uitgevoerd. De werkzaamheden in de twee hennepklopperijen die in Assendelft hebben gewerkt, de eerste werd in 1583 genoemd, gaven werk aan een beperkt aantal werknemers. Deze beukmolens bewerkten de grondstof voor de weverij. Het is opvallend dat het dorp wel wevers, spinsters, etcetera telde, maar dat de ondernemers of rolreders in deze nijverheid vrijwel uitsluitend in Krommenie gevestigd waren.
In de tweede helft van de vorige eeuw begon het aantal werknemers in dienst van de zeildoekfabrieken terug te lopen. De zeilvaart werd verdrongen door stoomvaart, de doekleveranties verminderden. Enige compensatie werd door de wevers gevonden in de Sigarenmakerij, die ook van thuiswerkers gebruik maakte. In tegenstelling tot de Zaandorpen had Assendelft slechts een bescheiden aantal molens. Ze zijn samengevat in de volgende tabel:
1630 | 1731 | 1795 | |
---|---|---|---|
oliemolens | 3 | 4 | 4 |
papiermolens | 1 | 2 | 3 |
meelmolens | 1 | 1 | 1 |
hennepmolens | 2 | 1 | |
snuifmolens | 2 | 5 | |
runmolens | 1 | 1 | |
onbekend type | 1 | ||
Totalen | 7 | 1 | 1 |
In de Franse tijd was het aantal papiermolens verdubbeld ten opzichte van de drie die hier voor het jaar 1795 zijn opgegeven. Wij vonden de aantekening dat de zes betrekkelijk kleine papiermolens elk in normale tijden en dat waren de jaren direct na 1800 niet zo'n 200.000 pond lompen per jaar verwerkten. Deze waren ten dele afkomstig uit Duitsland en Zuidelijk Nederland. In 1801 is er sprake van een lijmvleesfabriek in Assendelft, waar vetten en smeer van runderen, varkens enzovoort werden verwerkt en die blijkbaar profijtelijker fabriceerde dan elders gevestigde lijmfabrieken.
Tenslotte was er in het verleden enige werkgelegenheid door de Turfstekerij. Ad van der Woude in Het Noorderkwartier merkte op: 'Hier in Assendelft ligt de enige vervening van enige betekenis uit Noord-Holland: de Veenpolder.' In 1804 werd hier toestemming verleend om op aanmerkelijke schaal turf te winnen. Of en in hoeverre hier Assendelvers danwel arbeidskrachten of polderjongens van buiten de plaats werk vonden, kon niet worden nagegaan. Het voorgaande biedt het beeld dat de vroegere werkgelegenheid vooral werd gevonden in de landbouw en in huisnijverheid ten dienste van de Krommenieër zeildoekweverijen.
In de 20e eeuw is dit beeld min of meer geleidelijk veranderd. De zeildoekweverij kreeg het na de Eerste Wereldoorlog zeer moeilijk en verdween. Door toenemende mechanisatie is het aantal arbeidsplaatsen in de landbouw, bij toenemende productie. eerder gedaald dan gestegen. Er staat tegenover dat zich in Assendelft in de loop van de tijd. vooral na de Tweede Wereldoorlog, verschillende bedrijven vestigden die de eerdere, verdwenen, werkgelegenheid in ruime mate compenseerden. In 1929 bouwde de Lum, de Linoleumfabriek Krommenie, een grote nieuwe fabriek aan de Nauernasche Vaart, op Assendelfts grondgebied. Deze Fabriek Zuid is de kern van de huidige vestiging Forbo Krommenie, een belangrijke werkgever. De gemeente richtte een industrieterrein in als vestigingsplaats voor een toenemend aantal bedrijven.
Meubelindustrie, grafische ondernemingen. bouwbedrijven, een leverancier van kantoorinrichting enzovoort maakten van Assendelft enigermate een industrieplaats. Maar in feite is de landbouw en alles wat daarbij komt kijken nog steeds van groot belang. Daarbij vindt men in het dorp ook moderne ontwikkelingen als de teelt onder glas bedrijven doorCornelis Bak en Schoone). De omvang van de werkgelegenheid die de deelgemeente Assendelft haar eigen inwoners biedt kan thans niet nauwkeurig worden bepaald. Er is relatief veel forensisme van inwoners die elders hun beroep uitoefenen en anderzijds wordt in Assendelftse bedrijven door niet-inwoners gewerkt.
De laatste opgave van het Sociografisch Bureau Zaanstreek betreft de verdeling van werkzame personen naar sector per l januari 1970, dus enkele jaren voor de samenvoeging. Assendelft telde toen 2982 beroepsbeoefenaren, waarvan er werkzaam waren in:
sector | aantal | pct |
---|---|---|
landbouw en visserij | 273 | 9.1% |
nijverheid | 1517 | 50.9% |
bouwnijverheid | 552 | 18.5% |
dienstverlening | 640 | 21.5% |
Bedrijven die in Assendelft waren of zijn gevestigd zijn onder andere:
Zie ook: Economische geschiedenis.
Paul Arnoldussen bracht in juli 1991 namens Het Parool een alledaags bezoek aan Assendelft onder het motto Assendelft verkennen zonder fietsstuur.